De Maasbode/Jaargang 6/Nummer 835/Vrijmetselariana

‘Vrijmetselariana’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Maasbode, donderdag 30 juli 1874, [p. 1]. Publiek domein.
[ 1 ]

Vrijmetselariana.

 Liberalisme en Vrijmetselarij zijn één.
 ’t Is daarom geen wonder, dat de tweede stad des Rijks zoo liberaal is!
 Immers uit officiëele bescheiden — onzen geheimen schat — blijkt, dat ons goed Rotterdam nu reeds een vierde Loge bezit.
 De oudste der Loges is de Eendracht, opgericht in 1781; zij heeft thans als regeerend Meester Josua J. Crooswijck en als secretaris J. Van Kempe Valk; zij »werkt” op onbepaalde tijden en vergadert in het gebouw van ’t Nut van ’t Algemeen.
 Zij schijnt de »tamme” te zijn.
 De tweede der Loges draagt den naam van de Drie Kolommen; zij trad wel eenige jaren voor de Eendracht in het leven — 1767 — maar heeft eenigen tijd tot de rustende Loges behoort en is in 1815 voor goed aan het »werken” gegaan, wat in haar »eigen lokaal, Oppert, iederen eersten en derden Donderdag der maand ten 7 uur” ’s avonds wordt doorgezet. Als regeerend Meester schittert hier N. Bosz, een man, die tot de Groot-Officieren der Symbolieke Graden behoort en zonderling genoeg de betrekking van Groot-Hofmeester met die van Eersten Groot-Onderzoeker heeft willen verwisselen.
 Het secretariaat dezer Loge wordt waargenomen door E. Emmen.
 In deze Loge worden de burgerlui geleid — in tegenstelling van de derde Loge, waar de hoogere standen troonen.
 Men ziet wel, ook in de Loges zijn Burgerplichters en Orde-mannen!
 O, die liberale en maçonnieke gelijkheid en broederschap.
 Deze derde Loge draagt ook een fieren, een Franschen naam Frédéric Royal heet zij; haar regeerend meester is R. Baelde, haar secretaris A. Van Son, [1] en zij boogt op het jaar 1786 als jaar van »constitutie”, ofschoon zij eerst in 1858 onafgebroken aan het »werken” is gegaan.
 Tot onze groote verbazing »encanailleert” zij zich minder of meer met de Drie Kolommen, want zij werkt in het lokaal der laatste Loge den tweeden Donderdag der maand.
 Wij hebben het voornemen gemaakt bij deze Vrijmetselariana geen uitroepings- of vraagteekens te gebruiken, maar zij brandt ons op de lippen de vraag:
 De groote liberalen dragen gesloten beurzen in de eminente quaestie van het liberale onderwijs, is ’t ook dito dito bij de groote Vrijmetselaars voor hunne zaak?
 Een klein lokaaltje maar!
 Of heeft de maçonnieke societeit in de Drie Kolommen zooveel aantrekkelijkheid?
 Maar zy is alleen ’s Maandags avonds open!
 En »Amicitia” dan?
 Die laatste vraag is dom — wij bekennen het — want daar wordt een groot en luidruchtig deel der »Broeders,” al behooren zij tot dan hoogeren stand, om afdoende redenen buiten de deur gehouden.
 Zal de man van Rotterdam den muur niet omverwerpen?
 Hij beproeve het maar; alles is mogelijk; men kruipt nu eenmaal......
 Wij vergaten bijna de vierde Loge te noemen.
 Zij voert den vriendelijken naam van Acacia en is in 1872 — de jeugdige! — geboren. Het aanminnig wicht heeft tot vader — alhans tot regeerend Meester, H. Heijermans, den hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant — wij vergissen ons — van de »Stercoraire” van dat dagblad, en tot Secretaris T. G, Van de Ven Sauveur.
 »Plaats, dag en uur van werken” heeft het kind nog niet, maar dat zal wel komen, want het werd voortgeteeld door het geslacht der »Wilden”!
 Vier Loges in Rotterdam en die vierde!
 Als nu iemand — die opmerking zij ons nog geoorloofd — de hoofd-artikelen van zeker gemeen »blaadje” leest, moet hij niet vergeten, dat Liberalisme en Vrijmetselarij één, dat beiden in merg en been anti-Christelijk zijn, en dat de Vrijmetselarij, even als het Heidendom, slaven heeft, die schrijven moeten!!
 Tot wederziens!
 Postscriptum.
 »De duur van ons bestaan hangt af van de strenge bewaring onzer geheimen” zegt één der Broeders.
 Dat zal toch voor ons wel geen reden zijn om te zwjjgen?


  1. Van deze Loge gaven wij reeds in ons nummer van 10 Mei jl. al de dignitarissen op.