Als beeldhouwkunst op zichzelve, waaraan dus geen andere dan een zuiver esthetische bedoeling ten grondslag ligt, lijken deze twee vrije plastieken van G. Vantongerloo ons een zeer geslaagde consequentie waarbij de beeldhouwer zich uitsluitend concentreerde op het tot bepaaldheid-stellen van volume-verhoudingen in drie-dimensionaal evenwicht. Na wat ten opzichte der bouwkunst reeds in een vorigen jaargang (zie ook „De Stijl” no. 6, 2e jaargang „Over het zien van nieuwe kunst”) gezegd is, kunnen wij volstaan met onderstaande korte samenvatting van den maker zelf: „Etant donné que la plastique sculpturale consiste dans l’équilibre des rapports des volumes vers un but d’esthétique, j’ai voulu construire ces deux sculptures par le moyen purement plastique sculptural, et cela vers un but d’esthétique. [ Bijlage II ]
BIJLAGE II VAN „DE STIJL”, DERDE JAARGANG No. 2. TWEE PLASTIEKEN 1919 DOOR G. VANTONGERLOO.
Ad Petersen (red.; 1968) De Stijl [deel] 1. 1917_1920. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 493.