De Stijl/Jaargang 4/Nummer 1/Rondblik
← Geschehen und Sein | De Stijl, Jrg. 4, Nr. 1 (januari 1921) Rondblik door [Theo van Doesburg] en B.[onset], p. 10-15 |
Ontvangen boeken en tijdschriften → |
[ 10 ]RONDBLIK.
Holland. — „De Stem” (uitgave: van Loghem, Slaterus en Visser). Redactie Dirk Coster, Just Havelaar, Aug. Vermeylen.
De Stem. Ditmaal geen „nieuwe”, maar een, samengesteld uit alle reactionaire elementen op elk gebied. Een soort van geestelijke burgerwacht, die getrouw aan het vaandel: zwaarwichtige onnoozelheid, zal trachten den nieuwen geest zoolang mogelijk buiten de grenzen van dit land te houden. Doublé-brasselet-rethorica-simili-diamant .... Het tijdschrift is nationaal en gelooft nog in een „Nederlandschen geest” waarvan het de „verborgen krachten” wil oproepen (Zoo hier een geest aanwezig is, dat hij spreke!) en tot ontbinding wil „prikkelen”. Opent met het gebruikelijke [ 11 ]tirade-vuurwerk, dat men maar eens moet lezen (indien men dat nog kàn) om te beseffen, dat het den redacteuren er om te doen is, het met de burgerlijke normen van „Ethiek” en „Esthetiek” op een accoordje te gooien, opdat beide zich in ’n soort kunst-met-gebed zullen vereenigen. Deze margarine wil men ons dan in ’t vervolg op de boterham smeren. Men wil ons de tractaatjes-moraal der kanselliteratuur van vóór ’80 netjes opgepoetst met poetspomadesymboliek (Hebt u niets vergeten?) weer opdringen als nieuwe of minstens echte, menschelijke kunst. Alles goed en wel, maar wij lusten deze kristelijke restantjes uit den baard van meneer Havelaar (wij verklaren den oorlog aan alle troetelbaarden!) niet en al vinden de jongedames de „Margarinalia” van meneer Coster ook nog zoo „dol” en „zaaalig”, wij ontkennen, dat hierin ook maar 1 gram nieuw inzicht voorhanden is. Wij walgen van dit opgedirkte eneuchisme (— Naturellement, tu as peur que le vent soulève ta jupe et que nous apercevions ton sexe qui est faux; tes cheveux aussi sont faux, tes dents sont fausses, tu as un œil de verre etc. Picabia).
Wij weten wel, dat alle levensbange moraalpredikers den opstand van den geest trachten te bezweren, door te wijzen naar het verleden en te smalen op de nu-en-straksers. Maar wij weten ook, dat religie en moraal verschijnselen zijn van levensimpotentie en zelf-kleptomanie. Ook, dat alles mogelijk is, behalve een verzoening tusschen nu en gisteren.
Houdt uw sexe dus maar geheim en uw hoofd maar achterste voren op uw romp, opdat ge vooral dat verleden, waarmeê ge zoo innig zijt verbonden, niet uit het oog verliest.
Hoort! Hoort! De stem van den koster in deze muffe kerk, waarin men alleen den verleden tijd van het werkwoord „leven” kent. Hoort! Hoort!
Wij hopen, dat velen gesticht zullen worden en zich zullen bevredigen aan deze geestelijke behoeften, maar wij hebben dat alles in het Predikbeurtenblad al beter gelezen. Zullen wij nu iedere maand getracteerd worden op deze tractaatjes-literatuur, dik belegd met predikantenpathos? Werkelijk?
Dan Dada doe uw werk! B.
— (Uit de Provincie). — Ornamentale Journalistiek. De provinciale pers schijnt zich, waar het nieuwe kunst betreft, voor hare „kritieken” van een bepaald patroon, motief: „You never can tell” te bedienen.
Ons bereikten twee dagbladen met artikels over „De Stijl”. Wij willen onzen lezers een kleine proeve van deze soort ornamentale journalistiek niet onthouden. Op de eerste pagina van „Voorwaarts”, een sociaal-democratisch dagblad (16 Oct. 1920) lezen we, na de gebruikelijke krankzinnigverklaring aan het adres van onzen medewerker I. K. Bonset: „Hebben we echter veertig jaar geleden ook niet gelachen om de „brabbeltaal” der nieuwere dichters en is die „gekke” Nieuwe Gids toch inderdaad [ 13 ]niet tot baanbreker geworden van een nieuwe dichtschool!” Met een klein variant lezen we, na den gebruikelijken proloog, in een hoofdartikel van een Friesch Dagblad: „Aanstellerij en dwaze buitensporigheid kunnen zich licht in echten kunstzin vermengen. Maar we moeten toch voorzichtig met ons oordeel zijn. De schilderijen van Toorop zijn ook voor krankzinnigenwerk uitgescholden en nu wordt hij toch algemeen als een onzer grootste kunstenaars erkend. De dichters van 1880, de school van „De Nieuwe Gids” werden ook eens voor ijdele warhoofden gehouden; nu erkent men, dat zij nieuw leven gebracht hebben in onze dichtkunst enz.”
Beide dagbladen besluiten met hetzelfde slinger-om-den-arm-motief. De „Voorwaarts” zegt: „ .... oordeelen wij over deze kunst: vreemd, maar daarom nog niet dwaas; ons nog niet ontroerend, maar daarom niet zonder de bezieling en het leven, die het wezen der kunst zijn”. De Friesche krant neemt het motief over: „Nieuw doch onbekend en daarom vaag en onbekend is hetgeen we van de toekomst verwachten. Ook dat wordt uitgedrukt in woord en lijn, in kleur en toon door de jongste kunstenaars. Daarom mogen we ons van hun onbegrijpelijkheden niet afmaken met een: Alles malligheid! Zoo vaak reeds is de dwaasheid van heden de wijsheid van morgen gebleken”. Het op dit artikel volgende stuk, handelend over den goeden ouden tijd, over den graanprijs, koeien enz. is getiteld: „De onbetrouwbaarheid der pers”. Wellicht staat dit nog met het artikel over de nieuwste kunstrichtingen in oorzakelijk verband.
[auteursrechtelijk beschermd] | LEOPOLD SURVAGE |
MONACO |
Hier hebben de artisten een internationale combinatie gesticht: Les Parallèles, welke in verbinding met „Die Kornscheuer” te Berlijn, een uitwisseling van werken en het leggen van internationale verbindingen ten doel heeft.
— „De Edition de la Sirène” te Parijs zal een zeer omvangrijk werk van groote oplaag uitgeven, een soort standaardwerk, over het internationale Dadaïsme. Dit werk zal getiteld zijn „Dadaglobe”. Het zal uitvoerige documenten, portretten, reproducties enz. bevatten, terwijl het verschil tusschen het dadaïsme en kubisme er duidelijk in zal uitkomen. De schrijver Tristan Tzara heeft onzen medewerker I. K. Bonset voor medewerking aangezocht.
— Parijs. — Exposities: bij Léonce Rosenberg, 19 Rue de la Baume; werken van Georges Valmier, geëxposeerd van 3—25 Januari. Bij Galerie L. Povolozky, 13 Rue Bonaparte, expositie van werken van Francis Picabia van 10—20 Januari. Ter perse: „Francis Picabia” door Mme Marie de la Hire, met reproducties van zijn werken. Voorts „Jésus Christ Rastaquouère”, door Francis Picabia.
Overige vindplaatsen
bewerken- Ad Petersen (ed.; 1968) De Stijl [vol] 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 7-10.