De Telegraaf/Jaargang 38/Nummer 14271/Avondblad/Louis Davids en de talkies

‘Louis Davids en de talkies. In de opname-studio’s van Paramount te Joinville. Elf van zijn glansnummers vereeuwigd’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Telegraaf, woensdag 4 juni 1930, derde blad, p. 9. Publiek domein.
[ derde blad, 9 ]

LOUIS DAVIDS EN DE TALKIES.


In de opname-studio’s van Paramount te Joinville.


ELF VAN ZIJN GLANSNUMMERS VEREEUWIGD.


Mogelijk, dat voor Paramount het oogenblik nog niet is aangebroken om groote Hollandsche talkies te maken — dat in dien zin enkele plannen ter sprake kwamen, werd reeds door de Berlijnsche „Filmkurier” gemeld — men heeft in elk geval iets willen geven, dat het Hollandsch publiek zou waardeeren. Het is aan het initiatief van de heeren Tuschinski en Charles Pereboom, leider van het Hollandsch Paramount-filiaal, te danken, dat Louis Davids voor de sprekende film optrad. Te dien einde werd de populaire revue-artist uitgenoodigd naar Joinville (nabij Parijs) te komen, waar zich de drie reusachtige opname-studio’s van Paramount bevinden.
Sinds enkele weken is men er bezig met den opbouw van drie andere studio’s, die ieder ongeveer het oppervlak hebben van het gebouw der Nederlandsche Handel-Maatschappij. In een wijden kring om de studio’s bevinden zich kleedkamers der artisten, laboratoria, tallooze opslagplaatsen voor decors, etc. Men krijgt er den volkomen indruk, dat de geluidsfilm het aanzien der industrie onherkenbaar wijzigde.
De camera’s (in dit geval twee in aantal) bevinden zich in cabines, die volkomen van de buitenwereld afgesloten zijn. Het is er niet om uit te houden, want in deze cabines heerscht een onbeschrijfelijke hitte. Hier wordt alleen het beeld gefilmd. Men hondt op de film een smalle strook vrij voor de geluidsfotografie. De sound-opname geschiedt in ander gebouw door den geluidsingenieur, wiens functie nagenoeg te vergelijken is met die van den ingenieur bij gramofoonopnamen. Hij controleert geluidssterkte, -kwaliteit en -zuiverheid. Zooals bekend mag worden verondersteld, wordt ook het geluid gefotografeerd.
De machines draaien volkomen synchroon. Ten einde zelfs de geringste afwijking te voorkomen, worden de camera’s niet meer met de hand, maar door een motor gedreven, waardoor de twee opname-camera’s en de geluidsfilm-camera volkomen gelijktijdig draaien.
Uit een centraal punt worden de camera’s tot draaien gebracht. Van elke opname wordt een enkele proef gemaakt, de sound-opname is echter onmiddellijk definitief. Hieruit blijkt reeds met welk een zorgvuldigheid de opnamen tot stand moeten worden gebracht. Gewoonlijk worden gelijktijdig close-up-, medium view- en long-shot-opnamen gemaakt. In het geval-Louis Davids werden een close-up en een medium-view gemaakt. Eerst later bepaalt de studio-manager welk gedeelte van de film close-up of medium view vertoond zal worden. Aesthetische en acoustische omstandigheden bepalen deze keuze.
Louis Davids had reden om zich over het gemis aan contact met het publiek te beklagen. Gramofoon-opnamen mogen buitengewoon inspannend zijn, een prestatie voor de radio-microfoon moge door tal van bezwaren niet altijd gunstig beïnvloed worden, het is een feit, dat het werken voor de sprekende film, vergeleken hiermede, oneindig veel grooter inspanning vereischt.

Louis Davids zong o.m. voor de sprekende film „Nou Tabé dan!”

Aan dit euvel trachtte men tegemoet te komen, door enkele Hollanders, die uit belangstelling voor Davids’ talkie-debuut de reis hadden meegemaakt, tot de opnamen toe te laten.
Het studio-personeel is Amerikaansch. Robert T. Kane is de krachtige studio-directeur, Gregor Skolnik, de uitnemende chef van het huis-orkest, een man van groote practische ervaring, is algemeen muzikaal leider. Om halfzeven ’s morgens vingen de repetities en technische voorbereidingen aan. Men werkte soms tot halfelf des avonds. Er werd gedurende drie dagen opgenomen, twee dagen had men noodig om de, natuurlijk geluiddichte, decors (sets genaamd) op te bouwen. De studio’s worden door een eigen centrale, waar vijftig man werken, van elertrischen stroom voorzien. Western Electric verzorgde de algeheele organisatie, die als voorbeeldig mag gelden. De zeer dikke muren, opgevuld met geluidwerend materiaal, maken dat men in de studio’s van de buitenwereld niets merkt. Men leeft er als het ware van alles afgesloten.
De booglampen zijn door de talkies verdrongen, omdat het door haar veroorzaakte gesuis elke geluidsopname zou bederven. Zij werden vervangen door geweldige gloeilampen. Licht-seinen dienen als communicatiemiddel. Licht-seinen worden ook op de drie filmhanden vastgelegd, ten einde bij het samenstellen der beeld- en geluidsfilm een scherpe contrôle te hebben. Er hangen twee microfoons, een voor den zanger, een voor den pianist, Nico de Rooy, een Rotterdamschen jongen.
Hotchkiss, de general recording supervisor, laat, alvorens de opnamen te beginnen, eerst onderzoeken of de „mikes” (microfoons) voldoende warm zijn. Het niet op temperatuur zijn der microfoons zou geluidsstoringen kunnen veroorzaken. Om het aantal moeilijkheden nog wat te vermeerderen, is vastgesteld, dat de nieuwe lampen, die voor het overstelpend felle licht zorgen, een geheel andere schminkwijze eischen.
Ten einde alles zoo nauwkeurig mogelijk te controleeren, loopen in de studio’s tal van lieden den artisten na, om onmiddllijk bij de hand te zijn, wanneer iets niet in den haak zou zijn. Louis Davids werd door den costumler, den coiffeur, den voor alles zorgenden huisknecht, op den voet gevolgd. Er mag immers geen pluisje, geen weerbarstig haartje op de film te zien zijn.
Elf korte films zijn door Davids gemaakt. Natuurlijk werd „De Kleine Man” op deze wijze vereeuwigd, natuurlijk laat „Tinus als Verkeersagent” hooren, wat goede Amsterdamsche humor is. Men vond een landgenoote bereid, met Davids op te treden voor de verfilming van zijn lied „Nou, tabé dan!”, een Hollandsen interieur werd neergezet voor het wrange liedje „Moeder is dansen”. „De boksmatch” is opgenomen, evenals de uitnemende Multatuli-parodie „Ik zal het niet hooren”.
Van de andere nummers dient speciaal „De begrafenis van oom Manus” gememoreerd, een van Davids’ sterkste liedjes.
Zou de mogelijkheid bestaan, dat Paramount, denkend aan het in zijn geheel niet zoo heel onbelangrijke Nederlandsche taalgebied. Nederlandsche tooneelspelers in de gelegenheid stelt voor de talkies op te treden? Moge het succes van Davids’ opnamen tot dit besluit inspireeren[.]