PROTOCOL betreffende de toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie op de niet-Europese delen van het Koninkrijk der Nederlanden EURATOM verdrag
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM), Rome, 25-03-1957
(1957) door Gevolmachtigden van België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland.

PROTOCOL betreffende de voorrechten en immuniteiten

PROTOCOL betreffende het statuut van het hof van justitie
Uitgegeven door Italiaanse Overheid / Nederlandse Overheid.

[ 139 ]


PROTOCOL
BETREFFENDE DE
VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN

[ 141 ] De Hoge Verdragssluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

 Overwegende, dat krachtens de bepalingen van artikel 191 van dat Verdrag de Gemeenschap, onder de in een afzonderlijk protocol te stellen voorwaarden, op het grondgebied van de Lid-Staten de immuniteiten en voorrechten geniet, welke nodig zijn ter vervulling van haar taak,

 Hebben, ter vaststelling van dit Protocol, als hun gevolmachtigden aangewezen:

Zijne Majesteit de Koning der Belgen:

J. Ch. Baron Snoy et d'Oppuers, Secretaris-Generaal van het Ministerie van Economische Zaken, Voorzitter van de Belgische delegatie bij de Intergouvernementele Conferentie;

De President van de Bondsrepubliek Duitsland:

Prof. Dr. Carl Friedrich Ophüls, Ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland, Voorzitter van de Duitse delegatie bij de Intergouvernementele Conferentie;

De Preisdent van de Franse Republiek:

de Heer Robert Marjolin, Hoogleraar in de Rechtsgeleerdheid, Vice-Voor-zitter van de Franse delegatie bij de Intergouvernementele Conferentie;

De President van de Italiaanse Republiek:

de Heer V. Badini Confalonieri, Onder-Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, Voorzitter van de Italiaanse delegatie bij de Intergouvernementele Conferentie;
[ 142 ]

Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertoging van Luxemburg:

de Heer Lambert Schaus, Ambassadeur van het Groothertogdom Luxemburg, Voorzitter van de Luxemburgse delegatie bij de Intergouvernementele Conferentie;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

de Heer J. Linthorst Homan, Voorzitter van de Nederlandse delegatie bij de Intergouvernementele Conferentie;


Die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,


Overeenstemming hebben bereikt omtrent de volgende bepalingen welke aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie zijn gehecht:
[ 143 ]

Hoofdstuk 1


EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE GEMEENSCHAP



ARTIKEL 1

 De gebouwen en terreinen van de Gemeenschap zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Gemeenschap kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.


ARTIKEL 2

 Het archief van de Gemeenschap is onschendbaar.

ARTIKEL 3

 De Gemeenschap, haar bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

 Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de LidStaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Gemeenschap voor haar officieel gebruik belangrijke aankopen doet van goederen, in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben, dat de mededinging binnen de Gemeenschap wordt vervalst.

 Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut. [ 144 ]


ARTIKEL 4

 De Gemeenschap is vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen, bestemd voor officieel gebruik van de Gemeenschap; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.

 Zij is eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot haar publikaties.


Hoofdstuk 2

MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER



ARTIKEL 5

 De instellingen van de Gemeenschap genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten, op het grondgebied van iedere Lid-Staat de behandeling, welke door deze Staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.

De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Gemeenschap zijn niet aan censuur onderworpen.


ARTIKEL 6

 Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de Lid-Staten, kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Gemeenschap aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van de statuten bedoeld in artikel 186 van het Verdrag.

 De Commissie kan akkoorden sluiten ten einde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde Staten. [ 145 ]


Hoofdstuk 3

LEDEN VAN DE VERGADERING



ARTIKEL 7

 De bewegingsvrijheid der leden van de Vergadering die zich naar de plaats van bijeenkomst der Vergadering begeven of daarvan terugkeren, wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.

 Aan de leden van de Vergadering worden, wat betreft douane- en deviezen-controle, toegekend:

 a) door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven,

 b) door de regeringen van de andere Lid-Staten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending.


ARTIKEL 8

 Tegen de leden van de Vergadering kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.


ARTIKEL 9

 Tijdens de zittingsduur van de Vergadering genieten de leden:

 a) op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

 b) op het grondgebied van elke andere Lid-Staat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook. [ 146 ]

 De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van de Vergadering begeven of daarvan terugkeren.

 Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen, dat de Vergadering het recht uitoefent de immuniteit van een harer leden op te heffen.


Hoofdstuk 4

DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER GEMEENSCHAP DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LID-STATEN



ARTIKEL 10

 De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Gemeenschap deelnemende vertegenwoordigers der Lid-Staten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten of faciliteiten.

 Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Gemeenschap.


Hoofdstuk 5

AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAP


ARTIKEL 11

 De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap bedoeld in artikel 186 van het Verdrag zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der Lid-Staten:

 a) behoudens de bepalingen van de artikelen 152 en 188 van het Verdrag, vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven; zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd; [ 147 ]

 b) te zamen inet liun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;

 c) inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;

 d) gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren uit het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of uit het land waarvan zij onderdaan zijn, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden, welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;

 e) gerechtigd hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden, welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.


ARTIKEL 12

 Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door de Raad worden vastgesteld op grond van de door de Commissie binnen een jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag gedane voorstellen, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap onderworpen aan een belasting ten bate van de Gemeenschap op de door haar betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

 Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Gemeenschap betaalde salarissen, lonen en emolumenten.


ARTIKEL 13

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Gemeenschap vestigen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de Staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Gemeenschap, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de Lid-Staten van de Gemeenschap [ 148 ]gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de Staat, waar zij zich gevestigd hebben als in de Staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde Staat, indien deze lid is van de Gemeenschap. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.

 De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de Staat van verblijf, worden in die Staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de Staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde Staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.

 De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.


ARTIKEL 14

 Op voorstel van de Commissie, in te dienen binnen een jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag, stelt de Raad met eenparigheid van stemmen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap van toepassing zal zijn.


ARTIKEL 15

 Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de overige betrokken instellingen, bepaalt de Raad op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap de bepalingen van de artikelen 11, 12, tweede alinea, en 13 geheel of ten dele van toepassing zijn.

 De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen der Lid-Staten medegedeeld. [ 149 ]


Hoofdstuk 6

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE GEMEENSCHAP GEVESTIGDE MISSIES



ARTIKEL 16

 De Lid-Staat, op wiens grondgebied de zetel van de Gemeenschap is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Gemeenschap geaccrediteerde derde Staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten.


Hoofdstuk 7

ALGEMENE BEPALINGEN



ARTIKEL 17

 De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap uitsluitend in haar belang verleend.

 Elke instelling van de Gemeenschap is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Gemeenschap.


ARTIKEL 18

 Voor de toepassing van dit Protocol handelen de instellingen van de Gemeenschap in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.


ARTIKEL 19

 De artikelen 11 tot en met 14 en 17 zijn van toepassing op de leden van de Commissie. [ 150 ]


ARTIKEL 20

 De artikelen 11 tot en met 14 en 17 zijn van toepassing op de rechters, de griffier en de toegevoegde rapporteurs van, alsmede op de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie nopens de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal. [ 151 ]

 En foi de quoi, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent Protocole.

 Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter dieses Protokoll gesetzt.

 In fedi di che, i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto le loro firme in calce al presente Protocollo.

 Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Protocol hebben gesteld.

 Fait à Bruxelles, le dix-sept avril mil neuf cent cinquante-sept.

 Geschehen zu Brüssel am siebzehnten April neunzehnhundertsiebenundfünfzig.

 Fatto a Bruxelles, li diciassette aprile millenovecentocinquantasette.

 Gedaan te Brussel, de zeventiende april negentienhonderd zevenenvijftig.

[ 152 ]


PROTOCOL
BETREFFENDE HET
STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE