Eenzame liedjes/Dat bloemetje
← De glimlach | Eenzame Liedjes (1906) door C.S. Adama van Scheltema | De stem → |
Uitgegeven in Rotterdam door W.L. & J. Brusse. |
XXI.
DAT BLOEMETJE.
Daar bloeide es eenmaal
Een bloempie op de hei —
Het was nog geen lente,
Het was nog geen Mei.
In 't heel vroege voorjaar
Heb ik het zien staan —
Toen ben 'k nog zoo zachtjes
Daar langsheen gegaan.
Maar een mooie morgen
Toen was ik zoo blij —
Toen mocht ik dat bloempie
Gaan plukken voor mij.
Lang heb ik geloopen,
En toen ik het vond —
Toen lag het verschrompeld
En dood op de grond. —
De lente is gekomen,
De Mei is gegaan —
Ik heb nooit meer nergens
Dat bloempie zien staan.
De zomer die bloeide,
De zomer ging heen —
Van dat mooie bloempie
Was-t-er geen één.
De hei is gaan bloeien,
Mijn hart deed zoo zeer —
Maar dat één' mooie bloempie
Dat vond ik niet meer.
De herfst die maakte
Al de bladeren goud —
Mijn hoofd en mijn handen
En mijn hart zijn zoo oud.
De sneeuw is gevallen,
De hei die wordt wit —
Daaronder — daaronder
Dat bloemetje zit! —
Als 'k dood ben dan groeit er
Zoo'n bloempie uit mij — —
Mijn lief is begraven,
Ik lig er gauw bij!