Eenzame liedjes/De glimlach

Verloren paradijs Eenzame Liedjes (1906) door C.S. Adama van Scheltema

De glimlach

Dat bloemetje
Uitgegeven in Rotterdam door W.L. & J. Brusse.
[ 30 ]
 

XXI.

 

DE GLIMLACH.

 

 

Het was avond op de heide
En de gansche hei was leeg,
En de dichte witte hemel,
En de heide, en 'k zelve zweeg.

Langs de wolken en de vlakte
Ging de eenzame avondwind,
En de heide, en de hemel,
En mijn eigen hart was blind.

Toen ging plots de hemel open —
En een kleine plek van zon
Dreef de wijde heide over,
Als een dofgoud medaillon.

Wat voor vriendelijke tinten,
Wat voor zachte glans dat had,
Kan ik niet meer overzeggen —
Maar het was een warme schat.

'n Schat van liefde uit eene wereld
Die daar heel ver achter lag —
Van een ander' teerder' wereld
Waarin ik op eenmaal zag.

[ 31 ]


'n Wereld vol van louter liefde
Die haar zegen nederliet,
Als de glimlach van een moeder
Die haar eerste kindje ziet.

'n Glimlach over deze wereld,
'n Lach van liefde en van leed,
Als in vage mooie droomen
Waar geen morgen meer van weet.

Als een droom — die 'k zelve droomde —
Als een lach die 'k heb gezien —
Ergens in mijn eenzaam leven —
Ergens — in een droom misschien.
 
En ik heb het nagekeken
Tot de donkre horizon,
En ik heb zoolang gezeten
Tot ik niet meer denken kon.

— — — — — — — — —
 
Ach! toen heb ik het geweten,
Toen 'k alleen in 't donker zat : —
't Was de glimlach van die ééne —
Van die ik heb liefgehad!