Eenzame liedjes/Het edele leven
← De populieren | Eenzame Liedjes (1906) door C.S. Adama van Scheltema | Herinnering → |
Uitgegeven in Rotterdam door W.L. & J. Brusse. |
VI.
HET EDELE LEVEN.
Mijn leven is een lichte boot,
Die over diepe waters vaart —
De kiel is klein, de blik is groot,
Die om den einder waart.
Door 't blijde en het bleeke licht
Van 's levens vreugd en 's levens leed,
Richt ik haar steven naar den plicht,
Dien de bewuste weet.
Schoon is de vreemde spiegel, die
Mij draagt en wiegt, waarin ik beî:
Den hemel en den bodem zie —
Ik zie in beide mij.
En door dien wijden spiegel ijlt
De schoonheid immer met mij mee,
Haar kring van blanke beelden zeilt
Nevens mij door de zee.
En als mijn hand te water gaat
En 'k spelend aan dien spiegel kom,
Is 't of zij parels achterlaat —
Ik zie niet naar hen om.
En telkens vliedt tot aan de kim
Uit mijne hand een levend lied —
Achter mij volgt de stille schim
Van 't leed, dat niemand ziet.
En beeld en leed en lach verdwijnt,
En dwerelt als het schuim mij na —
Tot in een glimlach aan het eind
Ik met hen onderga.