Eenzame liedjes/Peinzerij bij een bloemetje
← Avond na regen | Eenzame Liedjes (1906) door C.S. Adama van Scheltema | Voor jou en mij → |
Uitgegeven in Rotterdam door W.L. & J. Brusse. |
IX.
PEINZERIJ BIJ EEN BLOEMETJE.
Daar heb je weer dat bloempie staan
— Ik weet niet hoe ze 't noemen —
Dat trok me als kind nou 't meeste aan
Van alle rare bloemen.
Dat zette ik op mijn kinderhoed,
Dat moest ik altijd plukken —
O ! ik herinner me nog goed
Hoe vreemd dat kon verrukken!
En nou ik 't zoo bekijk, en weer
Bedenk hoe 'k dat bedoelde —
Nou weet 'k toch absoluut niet meer
Waarom ik dat zoo voelde! —
Niewaar —? we vonden 't allemaal
Als kindren heel wat wonders: —
Voor een klein kind is nou eenmaal
Een bloem iets heel bijzonders!
Toen hadde' we — weet ik nog — pleizier
Om boone' in sponsedoozen —
En later zochte' we klaver-vier —
Nog later droogde' we rozen!
Dat leer je dan zoo zoetjesaan
Wel allemaal vergeten: —
Het wonder is er afgegaan
En onze ziel versleten.
En hoogstens, als je een boek doorblaart,
Vindt je nog pro memorie
Zoo'n platgedrukte bloem bewaard —
Dat was dan „de historie” ! —
Toch — ik voor mij — mij zijn altijd
In me' ouwe-mensche-leven,
Uit me' hééle kleine kindertijd,
Twee wondren bijgebleven —
En 'k draag ze zuinig aan mijn hart: —
Een boterham met muisjes,
En 't liefste bloempie van de mart —
Een maandroosje met luisjes!