Eenzame liedjes/Verlangen
← De stilte | Eenzame Liedjes (1906) door C.S. Adama van Scheltema | De populieren → |
Uitgegeven in Rotterdam door W.L. & J. Brusse. |
IV.
VERLANGEN.
De avond ruischt door de akkerlanden,
En draagt met eenen zoeten zucht
Uit mijne warme stille handen
De geuren naar de verre lucht,
Naar — naar ik weet niet wat.
De avondwind begint te waaien,
Ik voel hem aan mijn lijf, mijn haar —
De fluisterende boomen zwaaien
En buigen almaar samen naar —
Naar ik — ik weet niet wat.
De avond waait aan mijne wangen —
Ik bijt de kleine bloemen stuk
En voel een nameloos verlangen
Naar 'n vrucht — een vrouw — naar 'n groot geluk
Naar — God ik weet niet wat!