Eerste Oogst/De gravers

[ 63 ]

L.
DE GRAVERS.




Zwanger is de aard van een schat,
   Vol van juweelen, —
Gaat gij dat duizelig pad,
Breekt uit de banden der stad,
   Scheurt uw gareelen !

Diep in dien donkeren schoot
   Branden karbonkels, —
Harder dan uw harde brood,
Zuiver, als uw harten groot,
   Rood als ranonkels!

Steekt dan uw lichttoorts in top,
   Daalt in de mijnen!
Graaft daar met uw hand, uw kop,
Haalt ze uit het duister op,
   Rood van robijnen!

Vast in den rotswand gekneld,
   Gaaf in de groeven, —
Het vuur langs uw lonten snelt —
't Steen stort voor uw wild geweld!
   Staat in uw kloefen!

[ 64 ]
Ruig is nog hun baardig kleed, —
   Scheert ze in uw handen!
Welt ze in uw heete zweet,
Snijdt ze aan een zuivre spleet,
   Schilt ze uit hun randen!

Zet ze op het ijzer wiel,
   Maakt diamanten! — —
Wet dat aan uw eigen ziel,
Waar nimmer de zon in viel
   Van alle kanten!

— — — — — — — — — —

Maats! diep in uw eigen borst
   Liggen juweelen!
Schaaft ze uit hun ruwe korst —
Graaft ! graaft! tot uw levensdorst
   Barst uit uw kelen!