Eerste Oogst/Herfstregen

[ 39 ]

XXXV.
HERFSTREGEN.




De regen kust mijn vensters weer,
De donkre winden sollen
Het droeve liedje van weleer
Langs alle huizebollen;

Een dorre tak gaat heen en weer,
En van zijn blaren rollen
De natte tranen telkens neer, —
Altijd weer volgezwollen.

0! met de zon om 't hoofd gewonden,
Met geld en goed en zoet-gezind —
Wien heeft de Mei geen vreugd gezonden!

Maar in den Herfst, bij regenwind, —
Zeg, heeft er één den moed gevonden — —
Ach ! 'k weet — ik ben een heel laf kind!