Eerste Oogst/Mei-verbeelding

[ 86 ]

LXI.
MEI-VERBEELDING.




De Lente, die jonge lichtzinnige meid,
Heeft de eerst-open knoppen gevonden, —
Dat heeft ze direct aan den hemel gezeid,
Die direct om muziek heeft gezonden: —
  Daar stapt in haar gele japon
   En voortreflijk gedecolleteerd —
  Zij die meer zoo'n marsch componeert:
De orkestmeesteresse — de zon!
Zij opent haar nieuw exemplaar,
En roept het orkest bij mekaar!

Het koper voorop, in een halleve maan,
Met bazuin en trompet en trombone,
Dan het andere tuig — en heel achteraan
Het orgel, met de pijpe' in colonne; — —
  Een oogenblik is alles stom : —
   Mevrouw schudt haar kanten lapellen,
   Maar voor ze tot drie gaat tellen
  Kijkt zij nog eens achterom —
Daar ziet ze nog juist het gevaar: —
Goddorie de aarde is niet klaar!

[ 87 ]
Het orgel aan 't blaze' of het water inkrijgt,
De trompet geeft een schreeuw — een fatale,
De rest wordt ineens bleek — lacht witjes — en zwijgt,
Als verzonken ze al in de finale —
  Op zijn eentje klaagt een klarinet; —
   Maar de zon, die 't stuk had vervaardigd,
   Verscheurt het ding diep verontwaardigd,
  En verdwijnt in haar kabinet; — —
En beneê ziet de Lente zoo naar : —
De schuld lag voornaamlijk aan haar.
— — — — — — — — — — —
Kameraads ! of 't jaren en dagen nog duurt —
Maakt de aarde te voren in orde: —
Ziet ! als overal alles schoon is geschuurd,
Je kindskinderen groot zijn geworden —
  Als dan weer de Lente den hemel indraaft
   En de schaatrende Mei wordt geboren
   En het daverend lied van den toren
  Je oud hoofd onder bloemen begraaft — —
Dàn dan is het oogenblik eindelijk daar: —
Maats! maakt gij de aarde vast klaar!