[ 70 ]

LIII.

MIST.




Vandaag is het niet vroolijk —
De mist dreint in de straat, —
Het is doodelijk — doodlijk!
Als grauwe luizen gaat
  Het volk zijn wankelen weeg
   Onder de rokken van een helleveeg —
    Hallo!

Over de vette steenen
Stolt het goud van een lamp,
Uit een boos oog beschenen
Staat er de menschenramp!
  Wat zouden ze doen bij zoo'n licht?
   Daar wordt wel wat smerigs verricht —
    Hallo!

Daar staan ze als paddenstoelen —
Een zwart, giftig gedoe, —
0 ! konden ze het voelen —
Maar hun harten zijn toe!
  Er zwerft een roep in den mist,
   De roep van een vent — wie is 't ? wie is 't? —
    Hallo!

[ 71 ]
Het is hier om te stikken —
Daar hangt een hart te koop! —
Daar staat iemand te likken
Aan de donkere stroop
  Van bedorven verdriet —
   Heila ! doe dat niet! — doe dat niet! —
    Hallo !

Des te mooier: door 'n zure
Straat je hart als een schuit
Vol met bloemen te sturen,
Met een groot licht vooruit!
  Hallo! wij dragen den tijd als een schat
   In beî onze handen door de stad —
    Hallo!