Gezelle/De regenbuie
< Gezelle
← Voorwinter | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Vertijloosheid → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 297 ]
DE REGENBUIE
DAAR is hij weêr! De deuren toe,
de luiken, boven, neder;
de zolder en de kelder dicht,
en alles toegetast,
zoo dat hij maar niet in en boore,
en buiten blijve, vast,
de vijand, die geruchte houdt,
en buischt en boos is, weder!
de luiken, boven, neder;
de zolder en de kelder dicht,
en alles toegetast,
zoo dat hij maar niet in en boore,
en buiten blijve, vast,
de vijand, die geruchte houdt,
en buischt en boos is, weder!
Hij rotelt aan de ruiten en
hij doet de ramen ronken;
de wind is zijn gebuurman, en
zij boeren, bei te gaar,
om in te zijn; zij vallen en
zij vloeken op malkaar:
men zeggen zou dat ze, alletwee,
bij dranke zijn, en dronken!
hij doet de ramen ronken;
de wind is zijn gebuurman, en
zij boeren, bei te gaar,
om in te zijn; zij vallen en
zij vloeken op malkaar:
men zeggen zou dat ze, alletwee,
bij dranke zijn, en dronken!
De deuren toe! Nu buischt het weêr,
hervat en herbegint het;
daar vallen volle beken op
het dak, en overal;
het krevelt langs de glazen en
het zijpelt, en het zal
toch binnen komen, 't water: al
de onvaste voegen vindt het!
[ 298 ]hervat en herbegint het;
daar vallen volle beken op
het dak, en overal;
het krevelt langs de glazen en
het zijpelt, en het zal
toch binnen komen, 't water: al
de onvaste voegen vindt het!
Allengskens wordt het stille nu,
gaan schuilen zijn de winden;
de vlagen wijken ruggewaards,
en 't regenleger snelt,
beneden, in de geulen en
de goten, met geweld,
om asem, in den ondergang,
en veiligheid, te vinden.
gaan schuilen zijn de winden;
de vlagen wijken ruggewaards,
en 't regenleger snelt,
beneden, in de geulen en
de goten, met geweld,
om asem, in den ondergang,
en veiligheid, te vinden.
Gelukkig dat, in huizen, wij,
gewonnen en geboren,
de voeten en de vuisten van
den vijand wederstaan!
hij stooten mag en stampen ons,
en slingeren en slaan:
al nutteloos gevochten is 't,
om nieten en verloren!
gewonnen en geboren,
de voeten en de vuisten van
den vijand wederstaan!
hij stooten mag en stampen ons,
en slingeren en slaan:
al nutteloos gevochten is 't,
om nieten en verloren!
13-14/12/'96.