Gezelle/Heete Pootjes

< Hoofdportaal:Taal- en letterkunde
   Zie ook
Heete Pootjes in Wikipedia
Het Gedicht

Een schalkaard had een bie gevaân[1]
en hield ze bij heur vleren[2]:
"Komt hier! - hij zag een jongske staan! -
komt hier mijn knappe kerel!
Hier heb ik zulk een schoon fatsoen[3]
van beestje, ik wil ‘t u geven:
past op maar van ‘t niet dood te doen,
en laat het beestje leven.
Kom aan; jen hand [4]; doet toe, ‘t vliegt weg;
doet toe want ‘t gaat ontsnappen!"
‘t Kind hield zijn handje toe: "Nie' waar,
hoe schoon dat is, hoe lieflijk!"
Ha! ‘t kindje wierd te laat gewaar
hoe schoon en hoe bedrieglijk.
Het liet het beestje los, en ‘t loeg[5]
de traantjes uit zijn oogskes,
en zei ‘t: "Het beestje is schoon genoeg,
maar ‘t heeft zulke heete pootjes.

(Toegevoegd bij publicatie in "Reinaert de Vos", 1861)

Zo zwicht u, kind van Vlaenderen, zwicht,
Al keek hij nog zo blootjes:
Betrouwt betrouwt Slokop nie ligt:
Hij heeft zulk heete pootjes!




Guido Gezelle
(december 1860)


  1. gevangen
  2. veren, bij uitbreiding: vleugels
  3. model, exemplaar
  4. je
  5. lachte