Gezelle/Het hazegrauwt

Spaman Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

Het hazegrauwt

Hoe zeere vallen ze af
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 271 ]

HET HAZEGRAUWT


VROEG avondt het: geleden
  een stonde of twee,
is 't zonnevier beneden
  de kimme alree.

Niet heel en al verloren
  het licht en is;
noch teenemaal geboren
  de duisternis.

Het hazegrauwt: de lanen,
  vol licht weleer,
de wegels en de banen
  en ziet men meer.

Zoo stille staan als beelden,
  de boomen nu;
die roerden en die speelden,
  ze droomen nu.

Die ruischten en die riepen
  de boomen, nu,
ze doen alsof ze sliepen:
  ze droomen nu.

De takken en de blâren,
  de stammen zijn,
die menigwendig waren,
  nu eens, in schijn.

[ 272 ]
Van verwen en van voeren
  al eensgedaan,
en reppen noch en roeren
  ze 'n lid, voortaan.

't Is vochtig en, gekropen
  uit de eerde, vaart
de wadem, op en open,
  omhoogewaard.

De nevel valt, van boven
  beneên gespreid;
gesponnen en gewoven,
  vol duisterheid.

Gepelderd en gewonden,
  elk hout nu staat;
gebunseld en gebonden,
  in lijkgewaad.

Gestorven zijn de boomen:
  één grafsteê, al
van dampen en van doomen,
  ze bergen zal.

God geve aan oud- en jongen
  nu roe' en rust:
de lijkdienst is gezongen,
  en 't licht gebluscht.

1/11/'96.