Als ge naar het kooren luistert Tijdkrans door Guido Gezelle

Lena lief

Sint Jan
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 169 ]

LENA LIEF


   Ach, Lena lief, daar is
   in de geschiedenis
  van ieder menschenleven
zoo weemoedvol een woord geschreven!

   Verlaten, groot en kleen,
   verlaten zal elkeen,
  wat liefdeband hem binde,
hetgeen hij eerst en meest beminde.

   Steeds hooger' liefde dwingt,
   en 't herte henenbringt
  van waar het, vastgeklonken,
had eerst der liefden drank gedronken,

   Zoo is 't dat liefde groot,
   veel sterker als de dood,
  vereischt uw verder varen
en worden 't gene onze ouders waren.
[ 170 ]

   Geen kind, geen meisken meer,
   geen' blomme, krank en teer:
  maar sterk, met uw beminden,
zult g' hooger nu Gods wegen vinden.

   o Moederlijk besluit,
   dat breekt ter herten uit,
  o edele mannentrouwe
der ongevalschte vlaamsche vrouwe!

   Verlaat, ja, moet het zijn,
   het herte dat, in pijn
  en wee, u heeft gekregen,
als eersten, blijden huwelijkszegen,

   Verlaat, en zegt vaart wel
   aan hem die vrij en fel,
  u heeft de baan gebroken,
van eer het licht u was ontloken,

   Verlaat... o zuster, neen
   in hem, in hem alleen,
  zult ge altemale ons vinden
en minnen, in den welbeminden,

   Vaart wel, bemint den vriend,
   die heeft uw hert verdiend,
  uw maagdenhert gewonnen,
en leert, als vrouw, hem volgen konnen.

   Als hulpe en toeverlaat,
   hij u ter zijde staat
  en zal u, in 't nadezen,
zoo lief als wij zijn immers wezen.
[ 171 ]

   Hij ook, in God gekracht,
   heeft u zijn hert gebracht,
  zijn mannentrouw gegeven,
die meer hem zijt als lijf en leven.

   Hij ook, in wonne en smert,
   zal u, met moeders hert,
  met vaders kracht en zinnen,
en meer als zusterlijk beminnen.

   Vaart wel, gelieven, gaat
   getween, en ons verlaat,
  tot dat veel hooger dwingen
van liefde ons weêr te gaêr zal bringen.

   In God, die, eeuwig een,
   is liefde en liefde alleen,
  zal 't, na dit kort ellenden,
eens bruiloft zijn, en nooit meer enden.