Gezelle/Lentegroen (Rijmsnoer om en om het jaar)
< Gezelle
← Weldadig zonneweer | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | IJslandvaarders → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 82 ]
LENTEGROEN
't IS lentegroen genoeg,
voor honderdduizend oogen;
cilaas, 'k en hebbe er ik,
o grondig groene zee,
maar twee:
wie kander moedeloos,
den dwang mij doen gedoogen
van 't geen mij tegenhoudt
nen tocht in al dat groen
te doen?
voor honderdduizend oogen;
cilaas, 'k en hebbe er ik,
o grondig groene zee,
maar twee:
wie kander moedeloos,
den dwang mij doen gedoogen
van 't geen mij tegenhoudt
nen tocht in al dat groen
te doen?
Gij vlerkendragend volk,
gij allerhand gezwinde
doorvliegers van de lucht,
de lieve lente lacht
zoo zacht;
en gij, gij vliegt haar in
't gemoet, bij lork en linde,
in 't nieuwgeboren gers,
in 't onkruid en in 't riet:
ik niet!
gij allerhand gezwinde
doorvliegers van de lucht,
de lieve lente lacht
zoo zacht;
en gij, gij vliegt haar in
't gemoet, bij lork en linde,
in 't nieuwgeboren gers,
in 't onkruid en in 't riet:
ik niet!
Gij bietjes ongeteld,
gij tienmaalhonderdduizend
[ 83 ] in 't rood, in 't geel, in 't blauw
gepinte pepels, haait
en draait
en drentelt, op en neêr,
eer 't zonnelicht, verhuizend
van hier, u, 't lieve groen,
en mij, de moede nacht
ontkracht !
gij tienmaalhonderdduizend
[ 83 ] in 't rood, in 't geel, in 't blauw
gepinte pepels, haait
en draait
en drentelt, op en neêr,
eer 't zonnelicht, verhuizend
van hier, u, 't lieve groen,
en mij, de moede nacht
ontkracht !
o Grondig groene zee,
'k ben visschende op de baren
van uwe oneindigheid
van groen, en mijn gewin
daarin
verheugt mijn arem herte :
om 't gene ik late varen,
om 't gene ik vangen kan,
en...... God gebenedijd
mij zijt!
'k ben visschende op de baren
van uwe oneindigheid
van groen, en mijn gewin
daarin
verheugt mijn arem herte :
om 't gene ik late varen,
om 't gene ik vangen kan,
en...... God gebenedijd
mij zijt!
27/4/'95.