Gezelle/Weldadig zonneweer

o Liefelijke Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

Weldadig zonneweer

Lentegroen
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 79 ]

WELDADIG ZONNEWEER


  WELDADIG zonneweer,
hoe lang heeft ons verlangen
  gewacht naar uwen troost,
geveterd en gevangen
  in 's Winters lastigheid!
  Zal 't zomer zijn voortaan,
  of zult ge, wederher
  al, zonne, u duiken gaan?

De menschen danken u
volmondig, en de hoven,
  in 't eerst aanschouwde groen,
u dankbaarheid beloven;
  de vogels vliegen los
  en blij; het kweekenoot,
  ontdonkerd hier en daar,
  de staldeure openstoot.

Daar davert iet dwersdeur
elk wezen ; daar zijn stralen
  van louter levendheid,
die uit den hemel dalen:
[ 80 ]  of wat, ontdekt het mij,
  wat is die geile stroom,
  die alles blij zijn doet,
  't zij mensche, dier of boom?

  't Is zonneweêr; het is...
't is zomer ; al 't geleden,
  al 't uitgedoogde kwaad
is weg, uit lijf en leden;
  de zonne lacht en laaft
  het herte los en vrij
  van kommer, of het ook
  geen' dag nog zonne en zij.

  Wie zal de goedheid dan,
wie de eeuwig onbegonnen
  mildadigheid van Hem,
den dagraad aller zonnen,
  verstaande, ootmoediglijk
  genoeg, op beide knie'n
  aanbidden? wie den naam
  vollovend zijn van Dien?

Door de eeuwige eeuwen heen,
geloofd zij 't eeuwig Wezen;
zij ' t eeuwig Licht geloofd,
zoo nu zoo ooit nadezen:
[ 81 ]
  zij 't eeuwig Liefdevier,
  het leven van 't heelal,
  geloofd , zoo lange iet is,
  of ooit iet wezen zal!