De dakpannen Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

Terug

Het getouwe
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 181 ]

TERUG


SCHEEF is de poorte, van
  oudheid, geweken;
zaâlrugde 't dak van
    de schure; overal

stroo op de zwepingen
  zit er gesteken;
vodden beveursten het
    huis en den stal.

Boven die vodden zijn
  blommen gesprongen;
onder die vodden zit
    volk en gezin:
blommen van vrede, zoo
  ouden, zoo jongen,
blommen van buiten en
    blommen van bin.

Daar is 't, dat moeder zat;
  daar is 't, dat vader
vond die hem arbeid en
    herte bracht; daar
knielden wij, kinderen,
  handen te gader,
baden wij, kleenen en
    grooten, te gaâr.

[ 182 ]
Daar is de schippe nog,
  daar is de tange;
't ovenbuur staat daar, zoo
    't vroeger daar stond;
't hondekot staat daar, en....
  't is al zoo lange!
Hoe is de naam van dien
    anderen hond?

Ach, hoe verheugen mij,
  ach, hoe verheffen
de oudere dagen mijn
    diepste gemoed!
Is er wel iemand , die 't
  ooit kon beseffen
wat gij, oud hof, mij nu
    zegt, mij nu doet?

Zalige lieden, al
  te arglooze menschen,
weinig begeerdet gij,
    groot was uw hert!
— Kon het maar helpen, met
  weenen en wenschen,
weêr ate ik roggenbrood,
    naast u, aan 't berd!

28/1/'97.