Gezelle/Wat menschenschoonheid

Waarom over 't volk Tijdkrans door Guido Gezelle

Wat menschenschoonheid

Na lang getoef
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 57 ]
 
Wat menschenschoonheid geven kan,
  al, al, dat zij kan geven,
aanschouwt het in de venster van
  den lichtbeeldman, hierneven.

Heer, menschenkramer, hoe en laat
  gij zoo veel erge stalen
van 't dwaze menschdom niet op straat,
  in vreê, hun' luchtjes halen?
[ 58 ]

'k Goendag ze dan, en 'k ga voorbij,
  niet zoekende om te weten
of groote of geen' hun' schoonheid zij:
  'k goendag ze, en 't is vergeten.

Maar daar, in uwen winkel, daar
  zij, stelende aller oogen,
hun zondagbeste huid en haar
  elk, onbermhertig, toogen;

met 't mondtjen in de beste plooi
  gevat, en pal geklonken,
daar staan ze, net als houtjes mooi,
  en onder glas te pronken!

Hoe leelijk is 't, hoe onbeschaamd!
  'k zou liever hangen moeten
als daar mijn' schoon-... of, hoe genaamd?
  mijn' gekheid uit staan boeten.