Gezelle/Winternacht

Op de wagens Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

Winternacht

Winterstilte
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 27 ]

WINTERNACHT


HOE zwart staan al de boomen in
  de witheid, onverwacht,
van 't overdadig sneeuwen, dat 't
  gedaan heeft, van den nacht!

Ze staan daar, als gekoolzwart en
  met teekenen geprent,
al zwarte en zware staven, op
  een eindloos pergament.

Ze 'n roeren noch ze 'n poeren en,
  bij 't nachtelijk gestraal,
men zweren zou dat 't spoken zijn,
  of reuzen altemaal.

De sterren staan en bliksemen,
  als oogen, ongeteld,
van boven, uit de koppen van
  die reuzen vol geweld.

Ze groeien immer grooter, en
  de witheid van de snee
verzwaart de zwarte stammen. Zich!
  van een 'zoo wordt er twee!

[ 28 ]
'k Versta nu hoe van drollen, gij,
  en droezen hebt gedroomd,
wanneer ge, Noordsche heidenen,
  verkeerdet in 't geboomt.

Bij 't razen van den winter en
bij 't nijpen van den nacht,
  is de oude, grimme reuzenzegge
  ontstaan in uw gedacht.

21/12/'96.