Grondwet van Suriname/Hoofdstuk 19
← Hoofdstuk 18. Financieel monetair systeem | Grondwet van Suriname (1992) door Surinaamse Overheid | Hoofdstuk 20. Overheidsadministratie → |
HOOFDSTUK XIX
BELASTINGEN
Artikel 155
1. Belastingen worden geheven krachtens de wet, welke wet de belastingdruk, de tarieven, vrijstellingen en waarborgen voor belastingplichten regelt.
2. Geen privilege op het stuk van belastingen wordt verleend anders dan krachtens de wet.
BEGROTING
Artikel 156 [1]
1. De wet regelt de wijze van voorbereiding, opstelling en uitvoering van de jaarlijkse begroting en de tijd waarvoor zij geldt.
2. Alle uitgaven van de Staat en de middelen ter dekking van de uitgaven worden geraamd op de begroting.
3. De begroting wordt jaarlijks in één of meer wetsvoorstellen in overeenstemming met de wet en het ontwikkelingsplan door de Regering aan De Nationale Assemblée aangeboden uiterlijk op de eerste werkdag in oktober.
Bij de indiening van ontwerp-begrotingen door de Regering aan De Nationale Assemblée zal door de President in een buitengewone vergadering van De Nationale Assemblée een rede worden gehouden.
4a. De begroting treedt in werking met ingang van 1 januari van het dienstjaar waarop zij betrekking heeft.
b. Zij wordt geacht met ingang van die dag in werking te zijn getreden, ook als zij eerst
daarna is afgekondigd.
Zolang dit niet is geschied, strekt de begroting van het aan het betreffende dienstjaar voorafgegane jaar tot grondslag van het beheer.
5a. Het slot der rekening wordt voor elk dienstjaar afzonderlijk vastgesteld bij wet.
b. De verantwoording van de ontvangsten en uitgaven van de Staat wordt, onder overlegging van de door het bij wet ingesteld onafhankelijk orgaan onderzochte rekening aan De Nationale Assemblée gedaan naar de voorschriften van de wet.
- ↑ Gew. bij S.B. 1992 no.38.