Groot volkomen moolenboek/Deel 1/Naauwkeurig ontwerp van allerhande soorten van moolens
← Voorbericht | Groot volkomen moolenboek (1734) door Auteurs van deel 1 en 2: Leendert van Natrus, Jacob Polly en Cornelis van Vuuren Auteur van deel 3: Pieter Linperch |
Deel 2 → |
Uitgegeven in Amsterdam door Johannes Cóvens en Cornelis Mortier. |
[ 1 ]
NAAUWKEURIG ONTWERP
VAN
ALLERHANDE SOORTEN
VAN
MOOLENS
N°. 1.
Beſchryving van een zeskant Sommer of Balk-Zaag-Moolen‚ genaamt HET FORTUIN, ſtaande buyten Amſterdam, ſig vertoonende doorgeſneeden met de platte grond daar onder.
IN deze plaat vertoont ſig voor eerſt de Platte Grond onder de Moolen, met zyn Balken en Muur-plaaten op de Penanten, welke Muurplaaten met Swaaluwe-ſtaarten op de Balken leggen, van welke hier een is aangetoont met Stippels, en op die Muur-plaaten ziet men gestippelt alle de ſtylen van de Moolen en Lootſen: op de Balken leggen de ſlee ſtukke met Voorloeven ingezonken daar de Neutjes ingewerkt zyn, daar de ſleyen over gaan, en aan het eynde zyn drie Rollen vertoont, om het Hout uyt de Moolen te haalen: in ’t midden van de grond zyn vertoont de Raamen, doorgeſneeden‚ met het Onderhooft daar aan, en de Neutjes voor de ſtylen, en daar by de yzere Spillen, Schyfloopen en Krabbelraderen, die de ſleyen doen voortdryven: de grond moet men Waterpas leggen nevens de Neutjes, daar de ſleyen over gaan.
Beſchryving van den Opſtal doorgeſneeden.
Voor eerſt ziet men de Penanten opgemetſelt, en een zy van de Moolen, met de Grondſlag, Binten en Balken voor ’t end‚ en op de Balken ziet men de Muur plaaten, ingezonken met Swaaluwe-ſtaarten, gelyk in de grond vertoont is; en dan ziet men de Slee met zyn Pollen, Leyer en Krambouten geſlooten, en de hoofden met Swaaluwe-ſtaarten daar in gewerkt: men ziet ook het Krabbelrat, de Krabbelyzers en Krabbelſtokken op een bequaame order‚ die de Slee voortdryven om te zaagen: verder ziet men ook hoe men de Balken uyt de Moolen haalt, als dezelve gezaagt zyn ‚met het Opwinders-rat; ook haalt men met het zelve de Slee agter uyt, en de Balken in de Slee; men ziet ook de twee halve Bintten van de Lootſen, met een Pen in ’t Konings-bint gewerkt, en dezelve met Pennen, Gaten en Tanden geſlooten, gelyk in den Opſtal van de Lootſen vertoont is. Nog ziet men het Konings Bint, dat midden in de Moolen ſtaat, vertoont, met vier Laagen Balken en Krombeels op een bequaame order; het zelve gewerkt met Pennen, Gaten en Tanden, gelyk vertoont is; de twee andere Binten ziet men de Balken en Krombeels voor ’t endt, en hoe diep de Balken gekeept moeten worden in ’t legeren, en hier binnen zyn vertoont de Raamen met de Kolder-ſtokken, of Wyffelaars ‚ en de Kruk voor ’t endt, met een Kruk-balk en Pollen daar in; ook ziet men het Scheerbint, daar de Spil op drayt, boven met een Lip aan de Balk vaſt gemaakt; men ziet aangetoont hoe de bovenſte Balken van ’t Konings bint met halve Balken met een Pen in den anderen zyn gewerkt, en komt aan yder zyde van de Spil een Kalf ingewerkt, om dat de Spil in ’t midden komt te ſtaan; ook ziet men op de Stylen de Boven-Tafelmenten en de Vloer, daar de Rollen op drayen, en buyten tegen de Vloer ziet men de Kuyp, daar de Rolring tegen drayt‚ om de Rollen in goede order te houden, en op de Rollen ziet men den Overring, en daar op de Voeghouten met Voorloeven daar op gezonken; ook ziet men ’t Wint peulen en de lange Spruyt-balk, de Yzerbalk, de Penbalk, en korte Spruytbalk voor ’t endt, welke men in de volgende Plaat naader zal kunnen zien; ook ziet men het gaande Werk, als Bonkelaar, Schyfloopen, Booven-Wiel‚ As, Roede, Staartbalk, Swigtſtelling, Vangſtok, en Vangtouw, in een goede order, en de Vangbalk daar in geſtippelt, als meede de Vang boven op het Wiel vertoont.
De Krabbel-Raden , groot over ’t Diameter 6¼ voet, de Deeling ¾ duym‚ de Ophaalders-Raden over ’t Diameter 4¼ voet, en de Deeling 1¾ duym. Vorder is alles volgens de Voetmaat ſtiptelyk aangeweezen: het Boven-Wiel heeft 62 Kammen; de Deeling is groot 5 duym; het Booven Bonkelaar heeft 30 Kammen; de Deeling is het zelve; het Onder Bonkelaar heeft 44 Kammen; de Deeling is groot 4¾ duym; het Onder-Schyfloop heeft 41 Staven; de Deeling is het zelve.
N°. 2.
Beſchryving van de zeskant Zaag-Moolen.
Voor eerſt ziet men de Grond of Muur-Plaaten geſtippelt, daar de Stylen koomen te ſtaan van ’t Zeskant, en hier binnen in zyn geſtippelt de Booven-tafelmenten, met de Kuyp daar om‚ en het Zeskant daar net op gezet met ſtippels en de middelt op de Velden‚ aantoonende dat alles uyt de middelt voortkomt; als dan legt men de Planken daar op, om de Bint-Mallen en de Velt-Mallen te maaken, gelyk hier is aangeweezen; men ſtrykt een kant regt van de Mal, die kant, die na binnen de Moolen komt tot de Bint—Mallen, en dan legt men de geſtreeke Kant even ſchoon uyt het Kruys‚ van ’t Gat en de Velt-Mallen legt men de geſtreeken kant na buyten toe, om dat men die kant boven legt, en als men de Binten en Velden timmert, om van Scheelte over de regter kant te kyken. Hier is ook vertoont een Bint zoo als het getimmert moet worden, als men de Mallen aan de Pennen van de ſtylen doet, en Wiggen die net, dat het Kruys van de Mal en het Kruys van de Styl overeenkomt; en dan uw Bint in zyn overhoeks geleit; dat gedaan zynde ſpykert men vier reyen aan yder hoek van ’t Bint, een aan de Mallen na het Kruys van de Mallen, dat het op de middel van de Styl correſpondeert, en zet die reyen van Scheelte, neemt dan een rey en hout die net op de middelt van de ſtylen tegen de Balken, en gaat dan een van u aan het endt van ’t Bint, en ziet of die reyen allegaar net van ſcheelten zyn, en ſchrapt al de Balken onder en boven om na te leegeren, als meede de middelt op yder Balk; neemt vervolgens een Lat, legt die op het midden van de ſtyl; houdt die onder met de Voeting van de ſtyl gelyk; zet dan net op uw Lat, en hoe diep als gy de Balken gekeept wilt hebben, en ſteekt dan zoo de Leegering op, gelyk aangetoont is in den Opſtal, hoe diep, en als gy de leegering op het KoningsBint ſteekt; dan moet men het ook op de middelt van de ſtylen opſteeken, maar niet te loot, gelyk men een Agtkant wel doen kan; Hier op dit Bint zyn vertoont de Raamen‚ zo als de zelve gemaakt moeten worden‚ en hoe dezelve haare werkzaamheit moeten doen met de Zaagen en Klugten daar in, en de Kolderſtokken in de Dray-Aſſe, en boven de Kruk hoe de Raamen op en neder gaan, met de Krukbalken daar onder; ook ziet men het Schyfloop om de Kruk, en het Bonkelaar dat om de Spil is, om te zien hoe de Zaagery gedreeven wordt.
Hier nevens is vertoont een Laag Balken‚ daar de Kruk-Balken op leggen, welke Kruk-Balken daar met Voorloeven leggen ingezonken‚ gelyk in de Opſtal vertoont is: men vertoont de Gaten in de Kruk-Balken voor de Pollen, en een Kruk-Balk op zyde met zyn Pollen; daar nevens de Kap op zyn Plat; verder ziet men de Overring, zwaar 7½ à 13 duym met Pennen en Gaten in den anderen gewerkt, als meede de Kuyp daar om, zwaar 6 à 18 duym, welke met Haak-Tanden aan malkander gewerkt moet worden; ook is alles in de Teekening hoe de bewerkzaamheyt van de Kap is te zien, welke van voren en van agteren vertoont is. De Moolen is boven wyd binnen de Kuyp 16¼ voet, en onder op de Muur-plaat 30 voet. Hier boven is aangetoont het Bint, hoe men de dikte van de Rollen aan de binnenkant krygen moet, dat hy uyt de natuur van zelfs na de cirkel rondloopt, en hoe men den Overring en de Vloer buyten moet of werken; ook is hier aangetoont op wat manier men de ſtylen van de Moolen in zyn Opftal kan brengen. Voor eerſt bepaalt men de langte van de ſtylen , en dan de hoogte van de Punt, daar de Zeeg begint, en verdeelt dat in zes Deelen, gelyk hier gedaan is, of in meer, na dat de ſtylen groot zyn; dan bepaalt men de Zeeg van de buytenſte ſtyl, en laat dan op de deelen‚ dat in de hoogte verdeelt is, op de buyten en binnen kant van de ſtyl in de grond [ 2 ]te loot nedervallen, gelyk hier met Stippelingen en ook met Nommers in de grond en op de ſtylen aangetoont is: vorders is alles naauwkeurig na de Voetmaat.
N°. 3.
Beſchryving van de Grond van een Eyke Waageſchot-zaager, ſtaande buyten Amſterdam‚ en genaamt het AMSTERDAMSE WAAPEN.
Voor eerſt de Heygrond, met de Maſten in 't rond, en de binnenſte Maſten‚ daar de Koning op ruſten moet: op de Maſten in ’t rond moet op yder twee Paalen een Kespe leggen, zwaar 5 a 10 duym, en op yder Paal met een houte nagel van een duym geſlooten of vaſt gemaakt worden. Op die Kespe legt men de Fondaments-Planken, zwaar 4 duym, en die ook wel vaſt gemaakt met houte nagels; daar de muur op gemetſelt in ’t rond, gelyk in de Opſtal vertoont word: hier beneevens ziet men de Kruys Balken, half en half in malkander gekeept, en de Zwaarden daar in gezonken, met verlooren Lippen en Tanden ingewerkt, daar de Spruyten met Pen en Gaten in ſchieten, en met houte Nagels geſlooten : men ziet ook de Vloer op de Kruys-Balken met bedekte Swaaluwe-ſtaarten ìngezonken, een duym diep met Stippels aangetoont. Deze Vloer is met Pen en Gaten in malkander gewerkt, als hier vertoont is, en met een Duyms Bout geſlooten, en dan nog met een kleyn Duyms Pennetje voor het gelyk houden Van de Vloer, en de Kruys-Balken, welke zo veel korter moeten zyn, dat daar buyten een Kliſſoor van 3 duym kan voorgemetfelt worden voor den reegen of voor ’t inwateren.
Vorders ziet men de grootte van die Penant, die onder de Kruys-Balken leyt, en hoe de Koning met vier gaten en Pennen en vier Lippen om de Kruys-Balken gewerkt word. Vorders ziet men de halve Rolring die op de Vloer komt te leggen, met zyn Rollen en Bouten daar in, en de Kraag om de Koning en de Latten op de Rolring aan de Kraag vaſt geſpykert, die om de Koning draayt, om den Rolring op zyn Centrum te houden op de Vloer.
N°. 4.
Beſchryving van de Slee-Stelling.
Voor eerſt ziet men de Overring onder de Slee-ſtelling leggen, ’t welk getoont met Pennen en Gaten in den anderen gewerkt; ook ziet men op de Overring leggen twee Kot-Balkon, met den Staart-Balk, of Koning-Balk, het welk hier legt ingezonken met Voorloeven van 1½ duym diep; ook ziet men tuſſchen de Koning-Balk en de Kot-Balken nog vier Leggers, die dienen tot de Kot-planken; ook voert men den Overring op de hoogte van de Kot—Balken, om de Kot-planken daar op vaſt te ſpykeren; men buygt ook daar dan wel een ½ duyms blat Waageſchot om de Overring en de Voering, en dat wel geſpykert; ook is vertoont op de Kot-Balken met ſtippels‚ daar de ſtylen van de Moolen moet ſtaan, met Pen en Gat in de Kot-Balken, en hier boven op is vertoont de Slee-Stelling. Voor eerſt ziet_men twee Slee-ſtellingſtukken, en daar zyn ingewerkt 14 Triemen boven gelyk met Pennen en Gaten, en met bedekte Tanden en houte Nagels geſlooten; daar leggen ook nog drie Schroten in, of Planken, ook boven gelyk, en hier tuſſchen in zyn vertoont dertien Rollen, yder op zyn plaats, en in goede ordre; ook is yder Rol voor ’t endt ingewerkt een yzere Pen, die in een yzere Plaat paſt, en om deze yzere Plaat is een yzere Ring, die om de Plaat paſt, welke Plaat en Ring is voor het endt van de Rol gelyk ingelaten, en dan de Pen net na de midden van de Rol ingewerkt, gelyk hier een Rol aangetoont is met zyn Plaat en Ring, en de Pen daar by. Deze Rollen moet men in de Slee-ſtelling-ſtukken laaten zakken zo laag dat zy 1½ duym boven de Slee-ſtukken blyven‚ en Waterpas leggen; de Rollen moet men aan beyde enden even dik maaken‚ en wel zuyver regt, dan in de Winkelhaak geleyt onder de Rey in ’t midden van de Moolen. By de Raam-ſtylen leyt men de Rol een weynig hooger, om dat de Slee daar makkelyk over zal gaan; ook is hier boven op vertoont de Slee, welke hier onder een sponning in moet zyn Van 1½ duym wyt en diep in de midde van de Slee-ſtukken; ook zyn op de Triemen Neuten vertoont, daar men dezelve zien kan, welke in de Sponning van de Slee paſſen, om die regt in den haak te houden, op de Rollen; ook is vertoont de Heugel in de Slee, met de yzere Prooken daar in‚ en de yzere Spil en de Schyfloop daar om, en vier Pannen daar de Spil in ruſt, daar aan het Krabbel-rat met de Krukken, om de Slee mede uyt en in te winden; ook worden vertoont de Raam-ſtylen en de Koning-ſtyl in ’t midden, daar de Heugel door gaat, met Stippels; men ziet tuſſchen de Raam-ſtylen en de Sleeſtukken No. 1 tot 8 incluys hoe veel duym yder wyt is: voor aan de Punt is de Borſt-naalt met de Planken en de Hang-Luyffels de Planken in den anderen geploegt aangewezen ‚ aan de ſtaart twee Trappen, en twee dito aan de Slee-ſtelling om op te klimmen vertoont. Ook legt hier de Heugel op zy, met twee Schyfloopjes, een van zeeven ſtaaven en de ander van agt ſtaaven. De Deeling is groot twee duym, een duym voor de Staf, en een duym voor de. Tant van de Heugel. Ook is hier de Staart-Balk op zy vertoont, met zyn Pollen en Wint-koppel daar door, en een Pol Op zyn plat hoe hy gewerkt word. Ook ziet men daar onder de Koning en de Pen met ſtippels daar in, en de Kraag daar om met yzere ſtroppen: ook ziet men hoe de Koning op de Kruys-Balk gewerkt word: ook word aangewezen hoe den Over-ring met een Voorloef in den Staart Balk leyt‚ en hoe dezelve met de Yzers vaſt gehouden word, want als men de Vloer op de Kruys-Balk heeft gelegt, legt men de Rol-ring met de Rollen daar boven op‚ en dan legt men onder yder Roleen twee duyms end Plank, gelyk aangetoont is dat de Rollen twee duym van de Vloer af zyn. Als de Moolen nu klaar is, dan neemt men de twee duyms ſtukken uyt de Rollen, moetende de Moolen meeſt op de Koning zyn dragt hebben, gelyk vorder in de Opſtal kan gezien worden: het Moolenaars Gereedſchap is hier mede by vertoont.
N°. 5.
Beſchryving van een Waageſchot-Zaag-Moolen van ter zyde te zien; met zyn Muur in en boven de Grond.
Voor eerſt ziet men de Muur in zyn Opſtal onder de Moolen, die tot de Stippeling in de grondt komt te ſtaan; ook is hier boven op de Muur de Vloer en de Rollen daar op met de Rolring, en daar op den Overring, en daar op is vertoont de Kot-Balk met de Staart-of Koning-Balk, het welk hier vooren al is verklaart. Men ziet het Zy-Bint in den Opſtal, onder wyt 25 voet 8 duym, boven wyt 12 voet 9 duym buytens werk. Ook is dit Bint de Balken met Pennen, Gaten en Tanden in de ſtylen gewerkt, gelyk aangewezen is, en met houte Nagels geſlooten; ook ziet men de Kruyſſen en Schooren met Tanden, Swaaluwe- ſtaarten en Lippen in de Balken en Stylen gewerkt, gelyk meede aangewezen is; ook zyn binnen onder eerſt vertoont de Slee-ſtelling-ſtukken voor ’t end, en het voor- en agter-Raam met zyn Hoofde en Draay-Aſſe, en de Zaage daar in aangetoont. Deze Raamen zyn met halve Hoofden gewerkt: ook ziet men nog een derde de Pomp-Raam boven op de Zolder, ’t welk dient om de Kruk te balanceeren; men maakt yder Raam even zwaar, om de Zaagery makkelyk te doen gaan, en dat de Moolen ook ligter draayt. Men ziet hier nog vertoont de Luyffels in ’t zy-Bìnt, met de Gaaten daar onder; ook vertoont men de boven-Koning-Balk voor ’t end‚ als meede de Vang-Balk, Vang-ſtok en Touw daar aan, en het Saabel-yzer, dat aan de Vang vaſt is, gelyk aangewezen is; ook ziet men de Kruk met zyn bogten‚ die de Raamen doet op en needer gaan, en de Kruk-Balken daar onder, met de Pollen daar in, de Bos om de Kruk met het Schyf-loop daar om; ook ziet men de Borſt-Naald boven met een Pen en Gat in en onder de Steunder, en onder met een Keep en Borſt op de Staart- of Koning-Balk. Ook word aangewezen aan de Borſt-Naald de Swigſtelling; ook vertoont men de Kap op zyde, de Dak-lyſten op de ſtylen, en de Spante daar op, als meede het boven-Wiel, dat om de As hangt, nog de As met de Scheenen daar in, en de Stroppen daar om, met een Roe daar door; ter zyde Word de Vang uytgeleyt vertoont; eyndelyk word alles in een goede ordre gevonden ‚ en kan correct na de Voetmaat gemeeten worden.
N°. 6.
Beſchryving van dan Opſtal der Moolen de Waageſchot-zaager van agteren te zien.
Voor eerſt vertoont men de Moolen van onderen doorgeſneeden, en men ziet de dikte van de Muur, die in de rontte zo opgemetſelt moet worden‚ ook ziet men de Penant in de midden van de Moolen‚ en twee dikte Planken dwars over den anderen gelegt, en daar op gelegt de Kruys-Balken, en hier op de Vloer en de Rolring. met de Rollen en de Overring, met de Kot-Balken voor ’t end, de Koning met de Staart-Balk en de Kot-Planken, daar voorheen Berigt van gedaan is; ook vertoont zig de Slee-ſtelling op zy, met de Leuning en de Schoore daar onder, de Wig onder den Koning-ſtyl, daar men de Moolen meede opzet, en de Kraan op de Slee ſtelling, welke op een yzere Taats draayt in een Pot, en boven in een houte Pen; in den Uytlegger daar wind men het hout mede in de Moolen. Vorder ziet men een dubbel Krabbel-rat, het eene wat kleinder als het andere; de Deeling is groot ¾ duym‚ en als men wil, dat het wat gaauwer zaagt, dan moet men de Krabbel-yzers op het kleyne Rat leggen‚ zonder dat men de Palſtok verſteekt; en deze Palſtokken hebben haar bewerkzaamheyd aan ’t Pomp-Raam; ook ziet men het Opwinders-Rat met de Rol voor ’t end, en het Touw daar om, om het Hout in de Moolen te winden, en de Pal onder het Rat en een Palſtok daar aan om het hout te ſtryken, als het hoog genoeg gewonden is: ook ziet men den Uytlegger op zyde, met het Blok daar boven op, daar het Touw door gaat; ook ziet men [ 3 ]de Koning-ſtyl en twee Krombeels met de Sleutel onder de Koning-Balk, en daar op vier Stutten onder de boven-Balken tot ſtyften van de Kruk-Balk; als meede de Kruk voor ’t end in een vaſte Pol met Slothouten daar in‚ ook ziet men het Agterbint in malkanderen, en boven 10 voet 10 duym buytenwerks, wyt onder buyten-werks 20½ voet: de Balken in de ſtylen met Pennen, Gaten en Tanden in den anderen gewerkt, en de Kruyſſen met verlooren Lippen en Swaaluwe-ſtaarten en Tanden: ook zyn de Trappen daar in vertoont om na boven te klimmen; ook ziet men boven op die ſtylen de Kap, de Dak-Lyſt voor ’t end, de Wolf-Balken daar agter, de Pen-Balk, en daar de As op leyt, welke men van agteren zien kan met de Scheenen in de Pen; ook ziet men met ſtippels aangetoont op wat manier men een Kap kan trekken; het zyn driederley ſoorten, yder in 't byzonder; ook vertoont zig de Kap op zyn plat met het Wiel en As zonder Kop, en de Gaten in de Dak-Lyſten, daar de Spante van de kap moeten ſtaan, de Wind peulen daar op, en de Gaten van Keren-Weerſtyl daar in; ook is hier by vertoont het Wie] met het Schyfloop. Vorder kan men het naauwkeurìg na de Voet-maat nameeten, en men timmert het voorſte Bint net als het agterſte. De kanting van de Stylen is klaar aangetoont in het Bindt van de Wip-Moolen.
N°. 7.
Beſchryving van de Grondt van een agtkante Waater-Moolen, gemaakt te Amſterdam, en ſaande tuſſche Loenen en Nieuwer-Sluys.
Voor eerſt ſiet men de grondt op zyn plat, en de agt Penanten; in yder Penant zyn geheyt 13 Juffers, lang 36 voet, ook ziet men de Heygrondt van den draag-Balk en de Bak, en de Bak daar op vertoont, dat de Hey-Maſten daar door ſchynen: ook ziet men de Bak op zyde voor ’t end en de Muur van den Draag-balk en ’t halve Wiel in de Bak; ook ziet men de Hey-grondt van de voor en agter Waater-Loop , en de Vleugels met de buyte Stoel, de Hey-Maſten in een goede order vertoont, die lang zyn 36 a 34. Voet: ook is hier op de Maſte-grond vertoont de dikte onder van de Muur van de Water-Loop en een ſteene Rol laag, die op de Muur moet koomen daar booven op, dog men kan de Maſten daar door zien: ook ziet men in de voor en agter- Waater Loop aangetoont de Keſpen: deze Keſpen moeten ſoo lang zyn, dat dezelve onder de Muur moeten komen, zo dat de Fondaments Planken daar op konnen leggen, de Fondaments-Planken en de Vloer-Planken van 4 Duyms hout, en onder de Muur moet men een Schroet van 1½ a 4 duym met houte nagels daar op vaſt maaken om het verſchuyven van de Muur, en dan de Muur daar op gemetſelt, en onder de Penanten van de Moolen legt men 2. duyms Planken, twee dik, dwars over den anderen, en dan de Planken en Keſpen op yder Paal met een houte nagel geſlooten of vaſt gemaakt: ook ziet men in de grondt de ſeeven onder-Tafelmenten gellippelt en aangetoont de Deuren met agt Stylen daar op van de Moolen; vorder ziet men de halve boove-Tafelmenten met de Blokkeels in den anderen gewerkt met Pennen, Gaten en Tanden, daar op de halve Kuyp, welke vorder verklaert ſal worden: ook ziet men het ScheerBint, dat midden in die Moolen komt te ſtaan in den Draag-Balk gewerkt met Pennen en Gaten‚ en de Water As op den Draagbalk met de Steen daer onder met ſtop-Blokken wel voorzien; in het Bint is gewerkt het Spil-Kalf met dubbelde Pennen, daar op de Wervel daar een endt van de Spil op ſtaat, met het onder-Schyf-loop daar om; men ziet de Waater-As met de Scheenen in de Schrooi-Blokken, daar naaſt het Schep-Rat en zyn bewerking, de Kruys-Armen welke men met dubbelde Pennen en Gaten in den anderen moet werken, de kalven en de Schoepen ook met dubbelde Pennen en Gaten, en de Kalven en de Gordinge half en half in de Schoepen gekeept. Het is groot over Diameter 18. Voet: vorders ziet men het onder en booven Wiel, de Schyfloopen daar by‚ met de Kam—Gaten en Staave Gaten daar in. De Kap op zyn plat; voor eerſt ziet men de Overring onder de Voeghouten, welke met Pennen en Gaten in den anderen gewerkt moeten worden; men moet met ſes of ſeeven ſtukken rond zyn; daar onder komt de Vloer ſwaar 4 a 14 duym, daar de Rollen op draayen, die op de booven- Tafelmenten met houte treknagels vaſt worden geſlooten, en met 8 ſtukken rond op de midden van de Tafelmenten tegen den anderen geſtuykt, en vlak op de boven-Tafelmenten needer gevoegt; de Rol-Ring, ſwaer 3½ a 12 duym, moet ook van 6 a 7 ſtukken rond zyn, en teegen den anderen aangeſtuykt, op yder vergaaring met twee drie quarts bouten geſlooten, en die van binnen met een yzere Plaat geſlooten is, en dan nog een endt drie quarts Plank op yder vergaadering geſpykert, daar in 38 Rollen, dik 8 en lang 7 duym: ook ziet men om den Overring de Kuyp, welke ook moet 6 a 7 ſtukken rond zyn, en met haak-Tanden aan den anderen geſlooten, de Laſſen lang 14. duym, en onder teegen de Vloer aangevoegt met 16 duyms bouten geſlooten door de Vloer, en booven om de Kuyp een yzere Spylbant van vier ſtukken rondt: vorders ziet men de Voeghouten op den Over-ring: men laatze 1½ duym diep ſinken met Voorloeven daar in, dan werkt men de Rooſter-houten daar in, dat zy 3¾ duym in de Overring ſinken met Voorloeven‚ Pen en Gat in de Voeghouten; dan werkt men de Spanring op de Rooſter-houten met Swaaluwe-ſtaarten, diep ¾ duym, en een Tandt in ’t Voeghout; men leyt ook het Wind-Peuluw en de korte Spruyt met bedekte Swaal-uwe-ſtaarten op de Voeghouten, en de lange Spruyt met Voor- loeven op de Voeghouten geſonken‚ de Penbalk met en kort pennetje in een Lip op de Voeghouten, den Yſerbalk met pen en gat daar in, Vorders de Kapſpante daar by. De Moolen is onder wyt over zyn Tafelmenten 27½. Voet, en booven binnen de Kuyp 18 Voet, de Waaterloop en Bak moet met goede Sement gemetſelt worden.
N°. 8.
Beſchryving van deze agtkant Waater-Moolen in zyn Opſtal met een ſteene Waaterloop.
Voor eerſt ziet men de ſteene Waaterloop op ſyde vertoont doorgeſneden, en de Fondament-planken, Keſpen en Paalen daar onder, gelyk in de vorige grondt aangetoont is: ook ziet men de Leggers tuſſchen de Rollaag vertoont, welke booven op de Waaterloop koomen te leggen, en de planken daar op; ook ziet men de Penant, daar de onder-Tafelmenten op komen te leggen, daar de Stylen van de Moolen op ſtaan; onder het Schep-radt ziet men de reyſing met een Rollaag opgemetfelt, gelyk ook in de grondt aangetoont is; ook ziet men het Scheprat, met de Waater-As voor ’t endt, en de ſteen onder de Waater-As, en agter het Scheprat ziet men het Onderwiel van agteren, ook ziet men het Scheerbint, daar de Spil op draayt, de Vangbalk, Trappen om na boven te klimmen, alles in een goede order; ook ziet men de Reegels met Pen en Gat in de Stylen en aan ’t ander endt met een Lip en Swaaluwe-ſtaart in de Styl, en de Kruyſſen aan de enden op een Tant, en op de Reegels half en half in den anderen gekeept een duyms treknagel daar door, gelyk aangetoont is.
Ook ziet men de Kap op ſyde in zyn Opſtal met de As en Scheenen daar in, en de Stroppen daar om, met de Roe door de As, en het boovenwiel om de As, met de Kammen daar in; ook ziet men de ſtaart met de Schooren daar aan vertoont met ſtippels hoe men de langte van de lange Schoor kan krygen. Voor eerſt neemt de halve langte van de lange Spruyt, en laat die haak-waarts na de lange Schoor nedervallen, en dan onder op de Schoor die langte dan gemeeten, ’t welk is de langte van de Schoor. Vorder is hier by aangetoont het booren van een Roe, ’t welk op deze wyze geſchiet; men neemt een plankje van 1½ Voet lang, 1 voet breet, dat men aan de eene kant regt ſchaaft, men neemt dan een Winkel-haak en ſchrapt dan een ſchreef in den Haak op dat plankje; men neemt dan de Paſſer, oopent hem 1 voet, zet de Paſſer met de Punt onder aan de Haak-ſchreef, en trekt zo ver als de Nommers ſtaan, en men plaatſt dit plankje of malletje als de Roe op zy legt; daar de Roe in den As komt moet men zuyver in ’t midden na de agterkant in den Haak maaken; dan ſlaat men een Lyn-ſlag op het korte Hek, booven 1 duym van de voorkant aan ’t boven-Hek, en onder 1¾ duym van de voorkant, dan nommert men de Rooy-gaten gelyk op de Mal en de Roe gedaan is, dan hout men een Rey onder aan de punt van de Haakſchreef, en booven na de Nommers daar zy na van Scheelte moeten geboort worden, en als de Rooy-gaten geboort zyn, dan ſteekt men in yder gat een houte Nagel, en doet daar een Slag-lyn aan, 1 voet hoog, booven de Roe in de haak na de Roe, en boort dan alle andere na de Lyn; deze Mal is na de wezentlyke Amfterdamfe voetmaat van 11 duym, waar uyt men alle andere korte of lange Roeden kan vinden om te booren.
N°. 9.
Beſchryvíng van de Grondt en Gaandewerk van een agtkante Waater-Moolen. ſtaande tuſſchen Aſſendelft en Uytgeeſt.
Voor eerſt ziet men de Heygrondt van de Moolen, de agt Penanten geheyt met 18 a 20 voets juffers of Maſten, en daar op geleyt de Fondaments-Planken van twee duym dik en twee dik dwars over den anderen, en die op yder Paal met een houte nagel vaſt gemaakt; ook ziet men de Heygrondt van de binnen Stoel in ’t midden, daar de Spil van de Moolen op ſtaat, zynde met dezelve langte van juffers geheyt‚ en daar keſpen van 4 a 6. duym opgeleyt‚ en daar op uw Fondaments-Planken van 3 duym, en dan de Muur daar op gemetſelt onder de Stoel: de Bak ziet men van booven op zyn Plat, hier neevens de Water-loop Van de Moolen, de Sandplanken die op zyn paalen moeten leggen, en de Keſpen daar op, daar de Stylen van de Water-loop met een gat en pen moeten ingewerkt worden (gelyk in den Opſtal getoont is; dan de Vloer van de Waterloop daar op, en door de Sandplanken van de Waterloop en den Dorpel van ’t [ 4 ]Slag-Bint zyn de Hy-Paalen getoont; vorder ziet men de Tafelmen-ten op de Penanten met Stippels aangewezen, het Onder-en Boven-Wiel met de Schyfloop-Plaaten hier by: voor eerſt leyt men de Kruys-Armen toe Waterpas van het Bovenwiel, en het gat, daar de As in komen moet, leyt men in den haak en van ſcheelte, en dan werkt men de Kruys-Armen met Tanden in den anderen, en men keept de Kruys-Armen die boven leggen een duym meer als die onder leggen, dan maakt men een Koning in ’t midden van het gat van de Kruys-Armen, en men doet de Centrum-ſtok aan den Koning, en dan leyt men de twee Plooyen daar op, de twee bovenſte Kruys-Armen even ſchoon uyt de Kruys-Armen in den haak, en zo ver uytgeleyt als men het Wiel groot wil hebben‚ en uw Plooyen dan gekant onder de Rey, en van Scheelten met een Zink-ſtok even hoog uyt de Kruys-Armen geleyt, dan uw Plooyen drie en een half duym diep gezonken, half in de Kruys-Armen en half in de Plooyen‚ met een Voorloef en een Tant‚ de Plooyen daar op gewerkt, dan de andere Plooyen daar op, gelyk de andere, deze Plooyen werkt men met Lippen over den anderen een en een half duym verlooren en boven gelyk, dan legt men de Deeling op de Plooyen zo veel Deelen als gy hebben moet, de midden van uw Kam-gat moet uw Deeling beginnen en eindigen, en dan leyt men de Vellingen daar op in vyf of zes rondt tegen malkanderen geſtuykt, men moet ze vergaaren op de midden van uw Kam gat, en dan de Deeling op uw Velling geleyt‚ als het regt en Waterpas geſchaaft is, de midden van uw Kam-gat moet op de midden van uw Koning of Centrum aanſchieten, en dan uw grootte van uw Kam-gat agter en voor uytgeſtooken. Vorders ziet men in malkander gewerkt het Schep-rat; het is groot over Diameter 15¼ voet, hier by is uytgelegt een ſchoep met een kalf, en hoe men’t moet bewerken, als meede de Waater-As met zyn Scheenen daar in geleyt, ook ziet men het Kruys of de Moolen-roeden met de kop van de As van voren, de Hekken en Zoomen daar in vertoont; ook is hier aangetoont het booren van deze Roeden, ’t welk met Nommers aangewezen is op de Mal en op de Roede; de vordere beſchryvíng op de Plaat.
N°. 10.
Beſchryving over dan Opſtal van de agtkante Waater-Moolen‚ deſſelfs Waaterloop, Kap‚ Tafelmenten, enz. op zyn plat, ſtaande tuſſchen Aſſdelft en Uytgeeſt.
Eerſtelyk ziet men de zeven Onder-Tafelmenten in den grondt leggen; dezelve worden half en half over den anderen gekeept‚ boven gelyk, en met een Haak-Tant van een duym diep in den anderen gewerkt; ook zyn op deze Tafelmenten aangetoont de ſtylen in zyn Agtkant, en de Gaten daar in, daar de ſtylen met een Pen van drie duym lang in komen te ſtaan, en de Deuren; ook ziet men de Boven-Tafelmenten het zelfde getoont; de Pennen van de ſtylen moeten boven lang zyn 3 en een half duym, ieder ſtyl met een Kram-bout geſlooten, boven door de Tafelmenten; ook ziet men de Water-loop in de grondt‚ waar van in de voorige Plaat berigt is gegeven. Men ziet hier vorders de Buyten-en Binnen-ſtoel en Onder-Dorpels, de Binnen ſtoel is in malkander gewerkt met Pennen, Gaten en Tanden, de Steen en Water-As daar op tuſſchen in, met een Wervel op de Stoel, daar een end van de Spil op ſtaat; de Kap legt hier op zyn Plat; zo als hy gewerkt moet worden is alvoorens aangetoont; het Slag-Bint hier in malkander gewerkt met Pennen en Gaten, de Vleugels beplankt, en onder den Dorpel ook met Planken voor het lekken van ’t water; men ziet hier de Bak van zyn end en op zy‚ het Onder-Wiel daar in, als mede de Waater-loop voor en agter‚ de Penanten daar de Moolen ſtylen op ſtaan moeten, het Schep-rat dat het Water tegen de Ryzing op moet brengen, de Buyten-ſtoel, daar de Water As op vertoont word met de Steen daar onder; ook heeft men het Onder-Wiel in den Opſtal niet vertoont, om dat men het Schyfloop met de Binnen-ſtoel dan niet konde zien, gelyk men in de vorige Moolen gedaan heeft, de Spil op de Binnen-ſtoel met het Onder-ſchyfloop daarom, die het Onder-Wiel met het Schep-rat doet gaan, de Onder-Tafelmenten op de Penanten; onder de Tafelmenten ziet men Stop-ſtukken leggen; vorders ziet men de Moolen in zyn Opſtal, de vaſte Binten en de loſſe Binten komen daar boven over gekeept, de onderſte Balken moet men ſaamen keepen vier en een half duym diep, dat is yder Balk 2¼ duym diep; vervolgens ziet men de Kruyſſen, Regels, Trappen, de Vang-Balk, de boven-Tafelmenten op de ſtylen, daar op de Vloer, daar de Kuyp met veertien duyms bouten moet vaſt geſlooten worden; de Vloer is zwaar 4 a 12 duym, de Rolring 3 a 11 duym, de Rollen zyn dik zeven duym en lang zes en een half duym, daar op komt den Overring 7 a 11 duym, daar op de Voeghouten, welke in den Overring leggen gezonken‚ met Voorloeven van een en een half duym diep, dan werkt men de Rooſterhouten met Pen en Gat in ’t Voeghout, en zo laag dat ze met ¾ duyms Voorloeven in den Overring zakken; dan werkt men de Spanring op de Rooſterhouten met Swaaluwe-ſtaarten ¾ duym diep; men ziet ook het Wint-Peuluw op de Voeghouten, de lange Spruyt, de korte Spruyt, of agter-Balk, de Pen-Balk, de yzer Balk, de Kap op zy, de boven-As en zyn ſcheenen in de hals en Pen, Vorders ziet men de Roe in den As met zyn yzere Stroppen om de zelve, het boven-Wiel met den Staart, Schooren‚ het Wind-As door de Staart, Vangſtok en Touw, ook is hier aangetoont met Stippels, om de langte van uw lange Schoor te krygen, waar van alvoorens gezegt is; vorders is alles na de voetmaat geteekent en kan ſtiptelyk nagemeeten worden.
N°. 11.
Beſchryving van de Wip-Waater-Moolen, van de onder-Tafelmenten en het toeleggen van ’t Toorn-Bint, met de Waaterloop.
Voor eerſt ziet men hier de vier onder-Tafelmenten, getoont in de grond op zyn plat, deze moet men half en half over den anderen keepen, en met bedekte en overhoekſe Swaaluwe ſtaarten van 1½ duym diep, gelyk met Stippels aangeweezen is, ook ziet men de Gaaten van de vier ſtylen op de hoeken, en de 8 Gaaten van de Mander-ſtylen daar in getoont op zyn order, en daar binnen in den Draag-balk, daar op de Steen daar de Waater-As op draayen moet‚ hier neffens de Gaaten van de Scheer-ſtylen daar in, ook ziet men neffens den Draag-balk de Bak met zyn ſtylen en klampen van boven te zien, daar het Onder Wiel zyn bewerking door heeft.
Hier neffens ziet men een Bint van den Toorn in malkanderen gewerkt, met zyn Balken en Krombeels Honts-Ooren Mandel-ſtylen zo als het gewerkt moet werden, en als men een Bint moet toeleggen, dan ſteekt onder en boven aan de buytenkant van de Stylen een Vooiſteek 2 duym van de kant, en daar een Vooiſlag geſlaagen die regt is, en met een lange Rey opgeſchrapt, en bepaalt dan de langte van uw Stylen op den Vooi-ſlag en ſteekt daar onder en boven een ſteek, dat gedaan hebbende bepaalt de wytte onder en boven, en legt uw Stylen onder en boven op de wytte van ’t Bint, en neemt dan een lange Lat en legt die Stylen net in zyn overhoeks na die ſteeken die op de Vooiſlaagen ſtaan, die de langte van de Stylen zyn, en van Scheelte gelyt, ook trekt onder en boven aan de voeting van de Stylen op de langte van de Stylen een Lyn over om de voeting te krygen, en als men de voeting dan heeft, dan ſchryft onder aan de voeting van de Styl een Haak-ſchreef na de Vooiſchrap of na de buytenkant van de Styl, als hy regt is, die binnen met de voeting van de Styl te niet komt, gelyk op de Stylen is getoont, en dat gemeeten op de Haak-ſchreef en op de ſchuynte na de voeting, en al wat de Voetingſchreef langer is als de Haak-ſchreef, dat is uw kanting van de Styl, zo veel moet uw Styl buyten opkanten en binnewaarts in, dat gedaan hebbende, dan leyt men de Balken daar op, en men bedraagt ze daar in.
Ook ziet men de voor en agter Waater loop in de grond met den Dorpel, Vleugel van ’t Slag bint, en de Waaterdeur; men ziet de onder Slooven of Zantſtrooken met de Keſpen daar in, met Pennen en Gaaten gewerkt en met houte Nagels geſlooten, ook zyn in dezen Zantſtrooken aangewezen de Gaaten van de Stylen van de Waater-loop, ook ziet men aangetoont de Zant-ſtrooken die na de Moolen komt dat die 4 duym onder het Tafelment komt te leggen, gelyk in den Opſtal aangewezen wort. Ook ziet men de planken met Stippels aangewezen, en men moet de Waaterloop van binnen met 2 duyms eyke planken beplanken, en moeten met een Sponning in de Styl van ’t Slag-bint ſchieten, en buyten moet men ze beplanken met 1½ duyms greene planken, hier neffens ziet men de voor en agter Waater-loop op zy met zyn Paalen geſlooten, aan de onder en boven Slooven met Pennen en Gaaten; ook zyn vertoont in de onderſte Zantſtrooken de Gaaten van de Keſpen die in de grond op zyn plat leggen, men ziet de leggers en de planken op de Waater-loop voor en agter, ook ziet men het Scheprat in de Waater-loop en de Reizing daar onder daar het Waater tegen op moet als het Schep-radt omdraayt, men ziet de bewerkſaamheidt van ’t Schep-radt. Hier lydt by uytgeleydt een Kruys-Arm‚ een gording, 2 halve Kalvers en een Schoep, zo dat men de bewerking zeer naauwkeurig aantoont, men ziet ook het Slag-bindt in malkanderen met een Vleugel, vorders kan alles ſtiptelyk na de voetmaat gemeeten worden.
N°. 12.
Beſchryving van dan Opſtal van de Wip-Waater-Moolen, zig doorgeſneeden vertoonende.
Voor eerſt ziet men de Muur met deſſelfs dikte onder en boven onder de Moolen, daar de onder-Tafelmenten op leggen, als mede de Muur daar de Draag-Balk op lyt, in welke de Scheer-ſtyl met Pen en Gaaten ingewerkt zyn, in de Scheer-ſtyl is ge[ 5 ]werkt het Spil-Kalf daar de Spil op ruſt, op den Draag-Balk de Waater-As met de Steenen daar onder, en het Onder-Wiel daar om met het Scheprat, daar neffens de Vleugel van ’t Slag-Bint; de planken moet men in malkanderen ploegen voor het doorlekken van ’t Waater‚ en voor den dorpel van ’t Slag-Bint moet men het ook met zulke planken beheyen, gelyk in een van de agtkante Waater-Moolens gedaan is; hier neffens ziet men de Bak met het onder-Wiel daar in, ook ziet men de Spil op de Wervel op het Spil-Kalf, en het Schyfloop daar onder om de Spil in de Kooker en het boven Schyfloop daar om, die in ’t boven-Wiel werkt dat om de boven-As is; men ſiet de As met de Scheenen daar in‚ de Steenen daar onder, de yzere Stroppen daar om, en een Roe daar in, verders den Toorn, de Balken met de Krombeels Mandelſteylen Honts-Ooren, de Balken die men voor ’t ent ziet met de Krombeels, de Kooker-Balken daar op, daar de Kooker-Stukken met Pennen van 3 duym lang in ſtaan, op de boven-Balken ziet men de looſe Kooker-Balk , welke dienen tot ſtyfte van de Kooker, ook ziet men de boven-Tafelmenten met Pennen en Gaaten op de Stylen en de onder-Seetel 2 duym daar in gezonken, het boven-Huys daar op‚ dat om de Kooker ront draayen moet, de Voeghouten, de voor agter en Middel-Soomers, en de Zolder daar op tegen de Waater-Lyſt met een Sponning in de voor- en agter-Soomer, men ziet de boven-Seetel om de Kooker met de Kloſſen daar onder, en met bouten geſlooten, door de Kooker-Stikken daar de Steen-Burrie met het gantſche boven-Huys op draayen moet, daar op de Sceen-Lyſte met de Swaaluwe-ſtaarten op de Steen-Burrie gezonken gelyk aangewezen is, verder ziet men de Borſt-Naalt in de Balken gekeept, en met 1 duyms bouten geſlooten, en boven met een Pen en Gat in een Blok-Keel dat onder de Wint-Peuluw komt, en in deze Borſt-Naalt een Sponning van 1 duym diep daar de Baart-Planken in komen, ook ziet men daar de voor- en agter-Soomers aan de ſteylen met Schortbouten vaſt gemaakt, en aan yder deur-ſtyl van ’t Trap-bint onder en boven een, en een Bout door de ſtaart met een Beugel daar om, men ziet ook de Dak-Lyſt daar ’t Wint-Peuluw op leyt, en den Pen-Balk en Agter-Balk ingewerkt wort, de Yzer-Balk daar de kroon van de Spil in draayt, men ziet ook voor aan ’t Wint-Peuluw en den Agter-Balk 2 yzere Zwaans-halzen met Krammen aan de Dak-Lyſt vaſt gemaakt, de Kap op zyde met het Vorſt-naalt daar op, en de Geevel daar met Pen en Gat geſlooten, verders ziet men de Vang op ’t Wiel en het Sabel-yzer, in de Vang-Balk de Vang-ſtok, Vang-Tou, de Trap met de Leuning daar aan‚ en de Hang-boomen om de Trap om hoog te houden, onder aan de Sleep-Trap vaſt met Kram-bouten geſloten, vorders is hier alles naauwkeuríg aangeweezen.
Beſchryving over de Bewerking van ’t Boven-Huys.
In het toeleggen van de Voegburri moet men ’t Huys van de Moolen balanſeren, om dat het regt op zyn Zeetels zal hangen; als het boven-Huys lang is op de Voeghouten 19½ voet, dan moet men de Middelt 9¾ duym na vooren ſteeken, dat is, op de voet ½ duym, het toeleggen van de Voeg-Burrie; voor eerſt lyt men de Voeghouten Waater-Pas, en van Scheelte en op zyn wytte, en men ſlaat daar Vooy-ſlaagen op de buytenkanten even ſchoon uyt de kant, en men bepaalt dan de Middelt van ’t Gat daar de Kooker in draayen moet, en ſteekt dan eeven ſchoon uyt uw Middelt ſteeken op de Vooyſlaagen, en dan na die ſteeken overhoeks geleyt met een Lat, en dan leyt men de Kalven daar op, en men bedraagtſe in de Voeghouten met dubbelde Pennen, Gaaten en een Tant, dat gedaan hebbende dan leyt men de voor- en agter-Soomer daar op, en van Scheelte; dan ſlaat men daar Vooyſlagen op, eeven ſchoon uyt de buytekant die op de Middelt van de Stylen van 't boven-Huys overeenkomen, dan zet men de Middelt in de langte op de voor en agter-Soomers, en dan leyt men de middelt van de Soomers en de middelt van de Voeg-Burrie over een, dan ſteekt men Steeken uyt de middelt van de Soomers eeven ſchoon, en men leyt ze in zyn overhoeks, dan laat men ze 1¾ duym diep zinken op de Voeghouten met Swaaluwe-ſtaarten, gelyk de Stippels aanwyzen, en dan leyt men de middel-Soomers daar op, en men zinkt ze met Voorloeven op de Voeghouten, dan leyt men de Waater-Lyſte daar op en laat ze 1 duym diep met Swaaluwe-ſtaarten daar in zakken, en met een Pen in de Styl, ook ziet men op de hoeken van de voor- en agter-Soomer de Gaaten daar de Hoek-ſtylen van ’t boven-Huys in moet ſtaan, en de Gaaten voor de Schort-bouten daar in getoont, gelyk men aan het Agter-Bint van ’t boven Huys zien kan, de Steen-Burrie moet men op de zelve manier toeleggen, men ziet de Steen-Burrie met de Steen-Lyſten daar op met Swaaluwe ſtaarten daar in gezonken van 2¼ duym diep met de Kooker daar in. De toeleg van ’t Zy-bint van ’t boven-Huys, voor eerſt ſlaat men de middelt op de Stylen, en men maakt de Pennen aan de Stylen‚ en men leyt de ſtylen in zyn overhoeks, dan bepaalt men de hoogte van de Steen-Lyſt om de onder en boven-Seetels op zyn ſchorting te verdeelen voor het makkelyk kruyen van ’t boven-Huys, zo neemt een Lat en die leyt men op het zy-Bìnt op de Styl‚ en men ſnyd een maat onder van de voeting van de Styl tot de bovenkant van de Steen-Lyſt, dan trekt men twee Lyne overhoeks over de Steen-Lyſte daar die Lynen malkanderen beſnyden, daar ſnyd men een maat van de Lynen tot de onderkant van de Steen-Burrie, ook trekt men de Lynen over de Soomers die op de Voeg-Burrie gewerkt zyn, en daar die malkanderen beſnyden, ſnyt men een maat van de Lyn tot de onderkant van de Voeg-Burrie, dan ſteekt men daar nog 2 duym by, voor de Schorting en de maar van de Steen-Burrie, ſnyd van dezen Lat af, en de maat van de Voeg-Burrie doet men daar by met die 2 duym, dan zal het huys zeer fraay op zyn zeetels hangen, ook ziet men de onder en boven Zeetels op de Kooker gewerkt met Swaaluwe-ſtaarten van 2 duym diep, en yder ſtuk met 2 Bouten geſlooten, en de Volling-ſtikken met Spykerbouten vaſt gemaakt gelyk het aangewezen is, ook leyt onder de Kooker de boven-Zeetels met de Kooker daar tuſſchen in, en hoe de Kooker aan de Zeetels wort vaſtgemaakt is zeer naauwkeurig aangeweezen, ook ziet men de onder-Zeetels op de boven Tafelmenten leggen, en yder een ſtuk uytgeleyt, en hoe de bewerking is‚ deze onder en boven Zeetel moet men aan de bovenkanten op de hoeken af ronden 2 duym diep voor het makkelyk kruyen gelyk getoont is, ook ziet men het Trap-Bint met de Staart en Voeghouten daar onder, en hoe die met Schort-Bouten Vaſtgemaakt worden‚ en boven de Kloſſen op de Stylen die met een klyn Pennetje in de Dak-Lyſten komen, en het Waay Spant op de Dak-Lyſten, en men toont aan met Stippels op wat manier men de Kap trekken kan, ook ziet men het Storm-Bint met de Borſt-Naalt daar op, welk hier 3½ duym diep wort ingezonken‚ en het Keepen half in de Borſt Naalt en half in de Balken met 3 Bouten geſlooten, ook ziet men de Schort-bouten aan de Stylen en door de Voeghouten, men ziet daar onder de Baart daar aangetoont en de Kloſſen op de Borſt-Naalt en de Stylen, deze Kloſſen van de Kooker en de Stylen en de Borſt-Naalt moet men alle met bedekte Trekſchuyf-Tanden daar op werken onder 1½ duym diep, en boven te niet, ook ziet men hier een Kap-Spant op de Dak-Lyſten getoont, en de Vang daar in uytgeleyt met zyn yzerwerk daar by, ook is hier aangewezen dat tot nut van het Moolen-maaken dient, en kan ſtiptelyk na de Voetmaat gemeeten worden. Het Boven-Wiel heeft 62 Kammen, de Deeling is groot 6 duym, het Schyfloop heeft 27 Staaven‚ de Deeling het zelve, het onder-Wiel heeft 73 Kammen, de Deeling is groot 7¼ duym, het onder-Schyfloop heeft 25 Staaven en de Deeling het zelve.
N°. 13.
Beſchryving van de Modder-Moolen, van de Bak en Ketting, en het Bint daar men de Bak hooger of laager mee kan laaten zakken, wordende gebruykt te Amſterdam.
Voor eerſt ziet men de Bak doorgeſneeden met een Schep onder en boven daar in, zo als ze in de Bak moeten werken met de Ketting-balkjes op de Leyers, ook ziet men de Steylen van de Bak onder met een yzere Beugel om den onderlegger vaſt gemaakt, en dan de boodem van de Bak daar op, en dan uw onder Leyers op de boodem en dan uw Leyers 1½ duym diep in de Stylen gewerkt met Voorloeven, en boven die Leyer is een drie duymſe plank ingewerkt, binnen met de Stylen gelyk en half en half gekeept met Voorloeven gezonken in de Styl, ook is de boven Leyer en plank ook zo gewerkt‚ ook ziet men een Legger in de boven Leyer gewerkt, daar de middel Leyer ook met Voorloeven ingezonken leyt, ook ziet men den Bak hier op zy leggen met zyn Stylen, Planken en Leyers en de binnen Leggers geſtippelt, en aan yder Styl een yzere beugel om de onderlegger gelyk voorheen getoont is‚ ook ziet men aan de agter Stylen van de Bak een yzere Haak met een ent Ketting, welke dient om aan de looſe Bloks vaſt te maaken‚ om de Bak hooger of laager te laaten zakken in de Modder, ook ziet men de Bak van agteren af geront en met yzer beſlaagen‚ ook ziet men vooraan de Bak het Slag-bint met de As en Steen, daar tuſſen ook ziet men vooraan de Stylen by ’t Slag-bint een Bak hangen in een yzere Beugel die boven aan een Overlegger hangt een Tou en Blok om die hooger en laager te kunnen laaten zakken, als de Modder-ſchouwen daar onder koomen te vaaren.
Ziet ook hier neffens de Ketting uytgeleyt, met zyn Scheppen daar aangeſlooten, en de byde Zeskante daar in vertoont, en door het agterſte zeskant is een yzere Spil door en aan weerenden een ronde Nok aan, die loopt agter in de Bak in een metaalen Bos, ook ziet men het voorſte zeskant om de As, dat tuſſen het Slag-bint in lyt, hier by het yzerwerk vertoont van de Ketting na een grooter voetmaat, en van vooren en op zy te zien met de scheppen daar in geſtippelt en een Ketting-Balkie, [ 6 ]hier neffens hoe de gewrigte in malkanderen draayen, het Bint met Tou en Bloks en de As boven op de hoofde van 't Bint om de Bak daar de Ketting in hangt om die hooger en laager mede te kunnen laaten zakken, ook moet men de zeskanten met yzere banden beſlaan, en Krambouten ſluyten.
N°. 14.
Beſchryving van een Modder-Moolen, gebuikt te Amſterdam.
Voor eerſt ziet men in de grond de boven Leggers van de Moolen, en hier onder leyt het gaande Werk, welke Leggers vertoont als doorgeſneeden om dat men de Schyfloop en Raaderen beeter zouden konnen zien op zyn order; ook ziet men het kaabel-touw opgeſchooten‚ de Ketting met zyn Scheppen in de grond leggen, en voor om de As: die tuſſen het Slag bint leyt‚ en de Bakken daar de Modder door gaat, en valt in ſchouwen; ook ziet men voorby ’t Slag-bint aan de bak van de ketting twee yzere haaken, en daar aan een tou om de Asjes, welke dient om de Bak agter in de Modder te houden als de Moolen gaat en het Kabel-tou de Moolen agter uyt haalt dan zoude de Bak met de Ketting voor uyt ſchuyven, door de kragt van de Modder, ook toont men den omgang der Paarden boven op de Leggers.
Beſchryving van deze Modder-Moolen, den Opſtal doorgeſneeden.
Voor eerſt ziet men de onder Leggers van de Moolen tuſſen de onder en boven Boodum in leggen, en daar op ziet men de Spillen met yzere taatſen die in potten draayen, daar de Schyf-loopen en Raaderen aan vaſt gewigt zyn, ook ziet men de As of lange Spil aan weerenden een yzere Pen‚ welke draait in een metaalen Bos, en in 't midden draait hy op een Steen, ook ziet men de Ketting met zyn scheppen om de zeskante, en daar onder de Boodum van de Bak daar de Modder in opgehaalt wort, en boven onder de Ketting ziet men de booven Leggers van de Bak, en daar op de middel Leyer daar de scheppen op ruſten, ook ziet men het Bint daar de As met het Rat op ruſten, ook ziet men hier de Bloks tegen dezen Styl aan met de touwen daar in die boven om den As koomen, welke dient om den Bak met de Ketting hooger en laager te kunnen laaten zakken gelyk voorheen getoont is, ook ziet men hoe de Paarden daar om de Spil gaan, die de Schyfloopen en Raaderen doen gaan met de Ketting, men ziet ook de Paarden in de Stallen, verder is alles na de Voetmaat.
N°. 15.
Beſchryrving van een Verf, of Snuyf Tobaks-Moolen met zyn Grond en Opſtal.
Voor eerſt ziet men de grond onder de Vloer van de Moolen en Lootſen met zyn Pylaren doorſlaagen en Regels, men toont aan in de grond van de Moolen met ſtippels waar gy u Leggers van de Kant-ſteen moet leggen, men toont in de grond van de Loots het Rooſter-werk van de Eeſt daar men het Vuur op ſtookt, hier neffens ziet men de Kap van de Loots met ſtippels aangeweezen‚ als mede de Vloer van de Moolen met de fteene Leggers van de Loopers en Boven-As. Het Raam daar de Loopers tuſſchen loopen met de ſtrykers daar onder, ook ziet men de Kappery met de Rees en Stampers van boven te zien, hier neffens de Stoel van de Rollen van de Plettery, men ziet de Zeevery en de Spil die de Zeevery doet gaan, en met ſtippels geweezen hoe de Touwen om de Schyven komen, men ziet den Opſtal Van ’t Vierkant met de Pylaaren daar onder, men ziet de Steene Loopers op zyn kant op de Legger in den Opftal met het Raam daar om, ook ziet men de Wentel As met zyn gaande Werk van_de Plettery en spillen met den Opſtal van de Rollen Stampers van de kappery met de Meſſen in de Ton en de Spaaken in de Wentel-As die de Stampers opligten. Het Vierkant van boven met de Spoor-Wielen die de Steen doen gaan en de Wentel-As die in den Opſtal vertoont is van ’t Plet-werk, ook ziet men onder de Wentel-As een klyn leggent Spilletje welke dient om de Zeevery te doen gaan.
Men ziet den Opſtal van de Loots doorgeſneeden met den Eeſt, en met Stippels de Schoorſteen aangetoont, ook ziet men boven de Loots de Vloer met den Eeſt van boven te zien daar men het goet op droegen moet, en daar neffens nog 10 Kaſſen om Tobak in te doen.
Beſchryving van den Opſtal van de Moolen doorgeſneeden.
Voor eerſt ziet men onder het Vierkant de ſteene Pylaaren de doorſlaagen en Regel-werk daar op, ook ziet men de Steen met de Raamen daar om, de groote Spoorwielen om de Spillen die in het Schyfloop werken dat aan de boven-Spil is, ook ziet men de Wentel-As voor ’t ent met zyn Spaaken van de Kappery, daar voorheen berigt van gedaan is, men ziet de Zeevery in zyn Opſtal met zyn Spillen en Touwen om de Schyven, ook ziet men het Agtkant op het Vierkant getoont met zyn Stylen, Balken en Kruyſſen, Vang-Balk, As, Roeden, boven-Wiel om den As, Bonkelaar om de Spil dat in ’t boven-Wiel werkt, ook ziet men de Kap‚ de Staart, Schooren, Vangſtok, en het Wint-Koppel door de ſtaart; verder is alles genoegſaam aangeweezen en kan ſtiptelyk na de Voetmaat gemeeten worden.
In ’t boven-Wiel om den As. | 48 Kammen | de Deeling 5 d. |
In ’t Bonkelaar boven om de Spil. | 25 Dollen. | |
In ’t Schyfloop onder om de Spil tot de Spoor-wielen. | 13 Staaven. | de Dee1ing 4½ d. |
2 Spoor-wielen tot de ſteenen yder heeft | 34 Kammen. | |
In ’t Wieltje onderom de Spil tegen het Schyfloop, | 14 Dollen. | de Deeling 4¼d. |
In ’t Wieltje om de wentel-As. | 45 Kammen. | |
2 Wieltjes om de wentel-As tot de Pletrollen yder | 28 Kammen. | de Deeling 3¾ duim. |
2 Dito om de bovenenden van de Spillen. | 15 Kammen. | |
2 Dito om de onderenden van de Spillen. | 14 Kammen. | |
2 Dito aan de Rollen van ’t Plet-werk. | 17 Kammen | |
In ’t wieltje om de wentel-As tot de Zeevery. | 28 Kammen. | de Deeling 3¾ duim. |
In ’t wieltje om het klyne wentel-Asje. | 11 Kammen. | |
In ’t wieltje aan ’t ander ent. | 19 Kammen. | |
In ’t wieltje aan ’t Spilletje. | 13 Kammen. |
N°. 16.
Beſchryving van de Gronden, als Vodde-ſchuur, Moolen Werkhuys Pak-Kamer etc. behoorende tot een Witte Papier-Moolen.
Voor eerſt vertoont de platte Grond onder de Vloer met zyn Pylaaren doorſlaagen en Regel-werk van boven te zien, men ziet neffens de Grond den Opſtal van de Pylaaren en het Regel-werk en doorſlaagen daar op, aan de andere zyde de Vloer die op de platte grond komt met al het binnenwerk van ’t ent van de Vodde-ſchuur tot aan de Vaklengtens van de Droog-ſchuur toe, welk hier een Vak aangetoont is ter langte van 10 Voet het Vak, de Moolen in zyn geheel met de Plaating na het werk-Huys toe ter lengte ſaamen 76 voer, ook leyt hier neffens de Vloer den Opſtal van de Vodde-ſchuur tot de Droog-ſchuur toe, van de Vloer tot het Dak toe vertoonen zig de Deuren, Venſteren, en Glazen‚ met de opſtandt van de Schoorſteenen‚ van de Lym-Keetels, verders is alles ſchriftelyk in de grond aangeweezen en de benaaming daar by.
N°. 17.
Beſchryving van den Opſtal van de Droog-ſchuur en Parſſen, welke behooren tot de Witte Papier-Moolen.
Voor eerſt vertoont de platte grond van een Vak Droog-ſchuur ter langte van 10 voet en wyt 26 voet, als mede de Droog-ſchuur in zyn Opſtal voor ’t endt met zyn Bint en Kap-ſpant daar op, hier onder in is een Lyn geſchooren van de Middel Styl tot de Kambas toe, en 2 Krukken daar by om het Papier op te hangen, als men het op de Kambas-Lyn zal hangen gelyk men in de grond kan zien hoe men de Lyn door de Kam-baſſe ſcheerr, hier nevens ziet men de 3 Parſſen de Dorpels in de grond, boven ziet men den Opſtal met de Schyven onder om de Spillen daar men de Parſſen mede in toe draayt, verders is hier alles duydelyk aangetoont.
N°. 18.
Beſchryving van de Wryfbak en Roer-Bak met zyn Rollen, en verder toebehooren tot de Witte Papier-Moolen.
Voor eerſt ziet men de Roerbak op zyn plat van boven te zien, en de Bak getermynt gelyk met Stippels aangewezen is, ook leyt hier boven op de Roer-rol met de yzere Spil daar door en aan het end het wieltje dat de Rol doet gaan, hier nevens ziet men de Bak op zy met de Rol daar in, en boven dien ziet men de Bak in ’t verſchiet getoont zeer fraay, nog ziet men de Roer-bak voor ’t ent met zyn Roer-rol en wieltje aan de Spil, de Wryfbak op zyn plat met de yzere Spil en wieltje daar om, ook leyt hier neffens de Rol voor ’t endt met zyn Scheen en Ring, [ 7 ]deze Rol daar maalt men de Vodde klyn mede in de Bak, men ziet de Bak op zyde in den Opſtal en voor ’t ent, en de Bak in ’t verſchiet, verder is al de benaaminge daar by getoont.
N°. 19.
Beſchryving van de grond van het eerſte Tafelment met den Opſtal doorgeſneeden met het binnen-Werk daar in van een Witte Papier-Moolen.
Voor eerſt ziet men de Balken boven van ’t Vierkant in de grond leggen met de Tafelmenten daar op, daar de Stylen van ’t Agtkant op_komen te ſtaan, ook ziet men men met Stippels aangewezen de Stylen onder en boven van het Agtkant, men ziet op yder hoek boven van ’t Vierkant een Schoor ingewerkt tot ſtyfte van ’t Vierkant, men ziet 2 heele maal-bakken met een halve, in de grond met de Pomp en een groote Waater-Bak, men ziet hier nevens het Vierkant in de grond en 2 Roer-bakken met zyn toebehooren.
Hier benevens een Bint van ’t Vierkant op zyn Pylaaren in zyn Opſtal een heele maal-bak, in zyn Opſtal daar in en zyn toebehooren, de Pomp en een endt van de lange Spil met het onder Wiel daar om.
Den Opſtal doorgeſneeden.
Voor eerſt ziet men de Pylaaren onder de Moolen, de Balken van ’t Vierkant met de Krombeels van vooren, de lange Spil en daar onder aan het onder-wiel daar de kleyne wieltjes van de heele en halve maal-bakken van onderen in moeten Werken, de Pomp met de Mam daar in die het Water in de bakken moet geeven, men ziet boven het onder-wiel agter de Water-bak om de Spil een kleyn wieltje, dat in het wentel As wieltje werkt tot de Roer-bakken, ook toont men de Bakken in zyn Opſtal in de Moolen die in de grond zyn in het midden van de Spil een wieltje, en een wieltje aan de kruk, welke de Pomp doet gaan, vorder de ſtylen van ’t agtkant met de balken en krombeels, welke geſlooten zyn met Pennen, Gaaten en Tanden, de balken van ‘t vaſte Bint voor ’t endt met de Krom-beels daar onder, en hoe diep zy gekeept moeten werden in ’t leegeren, ook ziet men het boven-Wiel om den As met het Bonkelaar om de Spil, de Kap-spant en Reegels de Steenen agter en voor onder de As, men ziet een Roe daar in, de Vang-balk in de Moolen geſtippelt, de ſtaart daar aan met zyn Schooren, het Wint-Koppel door de ſtaart en de Zwigtſtelling, ook ziet men hier alles op een goede order.
In ’t Boven-Wiel om den Boven-As. | 61 Kammen. | de Deeling 5½d. |
In ’t Bonkelaar om ’t bovenend van de Spil. | 32 Dollen. | |
Het Wieltje om de Spil tot de Pompery. | 28 Kammen. | de Deeling 4¼d. |
Het Wieltje om de kruk tot de Pompery. | 25 Kammen. | |
In ’t Onder-wiel om de Spil. | 57 Kammen. | de Deeling 5¼ duym. |
In ’t halve Baks-wieltje. | 16 Dollen. | |
In ’t heele Baks-wieltje. | 14. Dollen. | |
Het Wìeltje om de Spil tot het Roerwerk. | 29 Kammen. | de Deeling 4 duym. |
Het wieltje om de Wentel-As daar toe. | 22 Kammen. | |
Het wieltje om ’t andere end van de wentel-As. | 28 Kammen, | |
Het wieltje om ’t bovenend van ’t klyne spilletje. | 19 Kammen. | |
Het wieltje om ’t onderend van ’t Spìlleltje. | 20 Kammen. | |
Het wieltje aan de Roer-rol. | 17 Kammen. |
N°. 20.
Beſchryrving van de grond van een dubbelde Oly-Moolen en zyn toebehooren.
Voor eerſt ziet men de grond met zyn Pylaaren doorſlaagen, en Regelwerk daar de Vloer op komt te leggen, men ziet ook de 5 Stuyt-blokken tuſſen de Pylaaren daar de Oly-blokken op komen te leggen, men ziet aan ’t end van de grond de Hey-maſten die onder de Stuyt-blokken komen, men toont aan met Stippels waar de Legger van de Kantſteenen moeten leggen‚ als mede 3 Oly-Bakken om Oly in te doen, en de plaats aangetoont daar de Vuyſters moeten komen, hier nevens de grond van de Vloer en al het werk daar op met zyn benaaming daar by geſchreven, verders de Wal met de Kraam daar by om het goet af te laaden‚ ook ziet men den Opſtal van de Pylaaren van ’t Vierkant en de Schuur met zyn doorſlaage Regelwerk daar op, men ziet hier op het Vierkant in zyn Opſtal daar het agtkant op komt te ſtaan en het Binnewerk daar in tuſſchen de Schuur en het Vierkant, de Oly-Bakken met een Pomp daar in om de Oly daar mede uyt te pompen, hier nevens de Schuur in zyn Opftal met zyn Balken‚ Stylen en Regels, en verders alles in een goede order aangewezen.
N°. 21.
Beſchryving over het binnen-werk van een dubbelde Oly-Moolen.
Voor eerſt ziet men de Stampers van de Potten en Heyen van ’t voor en naſlag tuſſen de onder Rees, daar onder de Blokken doorgeſneeden met de Potten daar de Stampers in vallen, hier nevens de Stampers en Heyen uytgeleyt met zyn toebehooren, de Kantſteenen op de Legger met het Raam daar om, en een ſtuk van ’t Raam uytgeleyt van boven te zien, hier nevens leggen de Spillen met de Tappen daar in, de Kant-ſteenen leggen in ’t verſchiet met het Raam daar om, en de Ringen van de Kuyp om de ſteen etc.
N°. 22.
Beſchryving van de platte grond en zyn Opſtal van een dubbelde Oly-Moolen.
Voor eerſt ziet men de Balken van ’t Vierkant in de grond en de Tafelmenten van ’t agtkant, daar op met Stippels aangewezen waar de ſtylen van ’t agtkant, moeten ſtaan, hier op de Wentel-As met zyn gaande werk‚ de Rees, de Stampers, Heyen en Kloſſen van boven te zien, als mede het Spoorwiel van de Kantſteenen met Stippels in de grond leggen.
Beſchryving van den Opſtal zig doorgeſneeden vertoonende.
Voor eerſt vertoont men de Blokken onder de Stampers daar de Potten ingewerkt zyn, daar men voorheen al berigt van heeft, ook de Stampers en Heyen van ‘t Voor-en Naſlagt tuſſen de onder en boven Rees in‚ de Wentel-As met zyn Spaaken en gaande werk daar om, en twee Schyfloopen om de Spil, ook heeft men het binnen-werk hier zeer fraai in getoont, verder het agtkant met zyn Balken, Krombeels en Kruyſſen, welkers bewerking aan de voorige Moolens getoont is, men ziet de As met zyn Boven-wiel daar om dat in het Bonkelaar werkt dat om de Spil is, de buyten Roe in den As met Stroppen daar om, de ſtaarten ſchooren daar aan met het Wint-Aas door de ſtaart met een Tou om, daar men de Moolen mede in de Wind kan winden.
In ’t Boven-wiel om den As zyn. | 59 Kammen. | de Deeling 5¼d. |
In ’t Bonkelaat boven om de Spil. | 34 Kammen. | |
In ’t Schyf-loop van het Spoor-wiel tot de ſtenen. | 13 Staaven | de Deeling 5d. |
In ’t Spoor-wiel van de Stenen zyn | 86 Kammen. | |
In ’t Schyf-loop tot het wentelas-wiel. | 26 Staaven. | de Deeling 5¼d. |
In ’t wiel om de wentelas zyn | 69 Kammen. | |
4. Wieltjes om de as tot ’t voorſlag Roerwerk. | 45 Kammen. | de Deeling 4d. |
4 Wieltjes om de Roerftok. | 14 Kammen. | |
4 Wieltjes om de wentelas tot het naſlag Roerwerk. | 39 Kammen. | |
Wieltje om de Roerſtok. | 13 Kammen. | |
De middelgangers in ’t differente maat geſtelt. |
N°. 23.
Beſchryving van de grond van een dubbelde Vol-Moolen.
Voor eerſt ziet men de grond met zyn doorſlaage en Regels, tuſſen in zyn vertoont de Stuyt-Blokken daar de Komblokken op komen te leggen, en hier nevens ziet men dezelve in de grond getoont, de Komblokken met de Gaten daar in, de Waskommen en de Volkommen yder in ’t byzonder aangetoont, men ziet getoont in de grond de Water Bak met 2 Pompen, die ’t water met een looſe Goot na de Komme leyt, hier nevens de grond den Opſtal van de Komblokken voor het endt tot de onder Rees toe, de Pompen en de Water-bak daar by met een looſe Goot die ’t Water na de andere Kommen toe leyt, aan de andere zyde de Komblokken in zyn Opſtal van vooren te zien tot de onder Rees toe, tuſſen yder Kom en aan yder end van ’t Blok en yzere Klinkbout doorgeklonken voor het ſcheuren van ’t Blok. [ 8 ]
N°. 24.
Beſchryving van de Wentel-As-Zolder en den Opſtal van een agtkante dubbelde Vol-Moolen op een Vierkant, vertoonende zig doorgeſneeden.
Voor eerſt ziet men het Vierkant in de grond met de Tafelmenten van ‘t agtkant daar op, en met Stippels aangetoont waar de ſtylen van ’t agtkant ſtaan moeten‚ hier in is de groote Wentel-As met een kleyne, met zyn gaande werk en ſpaaken, de ſtampers en Rees van boven te zien, de Pompen met de Pomp-ſtokken, die met de ſpaken van de Wentel-As moeten gaan; hier nevens den Opſtal van ’t Vierkant doorgeſneeden met een gedeelte van ’t Agtkant en het gaande werk, de wentel-As voor ’t endt met de wielen daar om, en de Komblokken daar onder met de ſtampers, daar booven de twee Pompen in den Opſtal die in de grond vertoont zyn,
Den Opſtal doorgeſneeden.
Men ziet de Pylaaren onder de Moolen, en de Stuytblokken onder de Komblokken getoont, hier neven de ſtampers van de groote wentel-As tuſſen de onder en boven Rees, de wentel-As met een dubbelt wiel dat agter en voor Kammen heeft, en de Touwe woelings daar om met de ſpaaken daar in en een dubbel Schyfloop, onder om de ſpil daar men de Moolen Krapper of Loomen mee kan laaten gaan, ook ziet men de Steylen, Balken en Krombeels met Pennen en Gaten in malkanderen gewerkt, en de Kruyſſen met Tanden in de ſtylen, men ziet het boven wiel om den As dat in ’t Bonkelaar werkt dat om de Spil is, de ſtroppen om den As met een Roe daar in, de Vangbalk, de Vangſtok en Touw, de ſtaart en ſchooren met de Wìntkoppel daar door, met Zwigtſtellingen daar onder.
’t Boven-wiel heeft | 60 Kammen. | de Deeling 5¼ duym. |
’t Boven Bonkelaar boven om de Spil | 31 Kammen. | |
’t Groot Schyf-loop tot het Wentel-As wiel. | 34 Staaven. | de Deeling 5 duym. |
’t Kleyne Schyfloop tot het Wentel-As wiel. | 26 Staaven. | |
‘t Wentel As-wiel heeft | 99 Kammen. |
N°. 25.
Beſchryving van een Waater-Moolen in Holland gebruykelyk, welke haar Water opmaalt op 4 a 6 voet hoog.
A. Het groote wiel met zyn Kammen, als mede As en Kap.
B. Het bovenſte Tafelment met zyn Blokkeels.
C. Den Opſtal van het agtkant werk en drie Laag Balken, ge-
merkt 1. 2. 3, en in den doorgeſneeden grond als aangewe-
zen wort.
D. Het onderſte Tafelment dat op de Muur leyt‚ daar het agt-
kant werk op ſtaat.
E. Het Schyfloop aan de Spil, en dat in den grond leyt.
F. Het groote wiel aan den Water-As en in den grond.
G. Den Water-As, Scheen en Steen.
H. Het Scheprat vertoont hem op tweederley manieren.
I. De Schutdeur voor het Schep-rat.
K. Het Muurwerk onder den Moolen aan de andere zyden, als
mede de Kom voor het groote Wiel.
De Cyfers als 9. 10. 16. betekenen de treden van de Trappen.
N°. 26.
Beſchryving van een Water-Vyſel of Slang-Moolen‚ welke het Water opmaalt 12 voet hoog.
A. de Kap op den Moolen met zyn uytlegging en Trek.
B. b. den As met zyn groot wiel of Kam-rat.
C. het bovenſte Tafelment met zyn Blokkeels.
D. drie laag balken in den Moolen-met zyn Karbeelen.
E. den Opſtal van een agtkant werk met zyn Regels en Kruysbanden.
F. het onderſte Tafelment daar het agtkant werk op ſtaat.
G. het Muurwerk onder den Moolen op zyn agtkant vertoont.
H. de Spil van onder tot boven.
I. het Bonkel-Rat, de ſteek 6 duym, en boven Schyfloop even groot.
K. het Wiel aan den water-As met zyn bewerking gelyk vertoont.
L. l. den water-As met zyn Raden vertoont drie draden, den As is zwaar na dat hy groot is.
M. de Raamen gelyk zy vertoonen, en de werkzaamheyt.
N. de Gording daar al de Raamen met platkopte bouten aangeſlooten zyn, als mede n. het gat van de water-Peuluw of Pen-Balk.<br /.
O. de water-Peuluw en de metalen Pot, weegt vyftig Pont.
P. den ſtroombalk door den Moolen daar de water-As zyn beruſting op heeft; een ſteen p. den ingelaaten Pen daar den water-As aan draayt met een Kruys van yzer ingezonken.
Q de Schutdeur voor het buytenwater en zyn uytloop.
R. Uytloopen van ’t water.
De Cyffers, als 10. rr. 17. beteekenen de treeden van de Trappen.
N°. 27.
Beſchryving of Naauwkeurig Onderrigt van een Wiskonſtige order op het gaande Werk.
Voor eerſt ziet men een Bonkelaar met 40 Kammen, vertoonende zig met de Kammen omhoog, het afcirkelen en bewerken van dien is op 2 Kammen aangewezen, van agteren en van vooren met Stippels daar uw Paſſer ſtaan moet, ook is hier tegen het Bonkelaar uytgeleyt een Schyfloop van 32 ſtaaven, men legt den zelven Bonkelaar met de Kammen op zy, het Schyfloop daar in, vertoonende hoe diep de Kammen in zyn werk zyn, en hoe de Kammen geduurig werken‚ ook vertoont na eygenſchappen of draaying van het in en uyt zyn werk koomen, gelyk met ſtippels aangewezen wort; deze Kammen moet men van agteren en van vooren af werken, en wel zuyver de Deelen net daar op leggen, gelyk het ook aanwyſt, ook moet men de Deeling op de middelt van de Kammen leggen gelyk met ſtippels aangewezen wort‚ als mede op de buyten en binnen kant van de Kammen afgecirkelt met ſtippels, hier nevens wort geleert hoe men de grootte van een wiel of Schyfloop vinden kan als men de Steek of Deeling bepaalt, het zy 3. 4 of 5 duym, dat is eeven veel hoe groot of klyn gy ’t wilt hebben, bepaalt dan met u Paſſer een deel‚ en ſteekt dan zeven deelen op een regte Schreef en verdeelt die zeeven deelen in 11. 22 of in 44 Deelen, gelyk hier alle drie getoont is, zo is yder deel van die 1 deelen 4 deelen op de cirkelſtok geftooken uyt de middelt van uw Koning tot de middelt van het Kamgat, bepaalt dan maar hoe veel Kammen gy hebben wilt, en reekent zo meenigmaal als gy voort ſteekt 4 deelen of 4 Kammen, en yder deel van die van 22 deelen is 2 Kammen op de Cirkelſtok, en yder deel van die van 44 deelen is 1 Kam op de Cirkelſtok, ook dient het om te weeten als men een Cirkel getrokken heeft zo groot of zo kleyn als gy hebben wilt, en gy bepaalt dan maar hoe veel deelen dat gy in die Cirkel hebben wilt, als by exempel, gy wilt 36 Kammen in een Cirkel hebben, neemt uw Paſſer en verdeelt uyt uw Middel-punt daar de Cirkel uyt getrokken is, en verdeelt dat in 9 deelen tot zo ver als gy de Cirkel getrokken hebt, en reekent yder deel 4 Kammen, dat is door de reekeninge van elven, neemt dan een van die negen deelen en ſteekt die 11 maal op een regte Schreef, en verdeelt die 11 deelen in 7 deelen en een van die 7 deelen, dat is in 36 deelen ront, deeze reekening is by ondervinding goet bevonden en dient tot nut Van ’t Moolen-maaken.
Men ziet hier by een Spoor-wiel uytgeleyt, hebbende 34 Kammen, daar in een Schyfloop geleyt van 22 Staaven vertoonende zig in malkanderen zo als het werken moet, het afcirkelen van de Kammen aangewezen met Stippels waar uw Paſſer ſtaan moet, ook leyt hier in het zelve Spoor-wiel een Schyfloop van 9 ſtaaven, welke de Deeling vergroot, het welk zeer nootzaakelyk is als men 2 Schyfloopen op een Spoor-wiel wil laaten werken dat het een groot is, en het andere kleyn, en gy hebt uw Kammen afgewerkt na het groote Schyfloop dan moet het kleyne nootzakelyk vergrooten gelyk getoont is, ook ziet men hier neffens het zelve Spoor-wiel uytgeleyt met het zelve Schyfloop om te toonen dat men de Deeling eeven groot maaken kan, men moet deze koppen van de Kammen dan wat ronder afcirkelen gelyk getoont is, ook ziet men twee Spoor-wielen in malkanderen yder van 20 ſtaaven, hoe dezelve bewerkt moeten worden, het afcirkelen van de Kammen gelyk met ſtippels aangeweezen waar uw Paſſer ſtaan moet; ook wort genoegzaam aangetoont dat de middelt van uw Kam op de middelt van uw Centrum aan moet ſtrooken.
EYNDE.