Groot volkomen moolenboek/Deel 1/Voorbericht

Groot volkomen moolenboek (1734) door Auteurs van deel 1 en 2: Leendert van Natrus, Jacob Polly en Cornelis van Vuuren
Auteur van deel 3: Pieter Linperch

Voorbericht

Naauwkeurig ontwerp van allerhande soorten van moolens
Uitgegeven in Amsterdam door Johannes Cóvens en Cornelis Mortier.

[ Voorb. ]

VOORBERICHT
VAN DE
UITGEVERS EN BEKOSTIGERS
VAN DIT WERK.


WY geven den Oeffenaaren der Kunſt van 't Molen-maken, en in 't algemeen allen Liefhebberen der edele en uitmuntende Bouwkunſt: thans het EERSTE DEEL van ons GROOT VOLKOMEN MOOLENBOEK, waar aan wy ſedert verſcheidene jaaren met veel vlijt en naauwkeurigheid hebben laten arbeiden, en 't welk wy onder Gods zegen zoo volmaakt hopen in 't licht te brengen, dat het, afgedaan zynde, aan zynen Tytel zal Voldoen.

Ondertuſſchen is ons oogmerk in 't uitgeven van een zoo koſtbaar Werk, als het tegenwoordige is; zoo wel het Voordeel als het Nut der Kunſtminnaaren te behartigen ‚ en Hen het zelve voor een zoo laagen prys te doen machtig worden; als maar eenigzins kan geſchieden.

Wy zoeken derhalven het Werk niet door eene menigte van Plaaten te vergrooten, maar het zelve alleen met de nodige te voorzien; dat is te zeggen, dat wy al wat van Moolens bekend is, en tot het Moolenwerk behoort, in 't licht zullen geven, en wel zoo net, naauwkeurig en duidelyk, als men het zal wenſchen; maar dat Wy geene vier Plaaten zullen gebruiken, als wy dezelve zaaken met gelyke naauwkeurigheid en duidelykheid op een Plaat kunnen voorſtellen; het welk buiten twyffel tot zeer groot voordeel voor de Liefhebbers en Koopers ſtrekt, ja Hen daar en boven groot gemak geeft, als ziende dus met Weinig moeite Verſcheide zaaken, tot elkander behorende, in een beſtek by een.

By voorbeelt, wy hadden van den Modder-Moolen, dewelke, met al 't geene van ſtukje tot beetje; zoo als men ſpreekt, daar toe behoort, zeer naauwkeurig in twee Plaaten is verbeeld, wel vyf, zes, en zelfs meer Plaaten kunnen maken, als wy de verſcheide dingen, die daar op worden vertoont, ieder op een afzonderlyke Plaat hadden willen brengen. Maar waar toe zou dat anders gedient hebben, dan alleen om het Werk onnodiger wyze grooter te maaken? terwyl die dingen immers daar, met meer gemak, al zoo klaar en duidelyk in 't klein by malkander worden gezien, als of ieder derzelven afzonderlyk op een Plaat was verbeeld. [ Voorb. ]

Op dezelve wyze is het met de zeven en twintigſte, en trouwens met de meeſte andere Plaaten gelegen. Over de byzondere zaaken. Welke by ieder Moolen vertoont worden, zullen wy ons hier niet uitlaten, doordien zulks uit de Beſchryving, welke door Mr. LEENDERT VAN NATRUS hier by is gevoegt, en uit de Plaaten zelf; waar in die dingen genoemt worden, genoegzaam zal blyken. Alleen moeten wy nog zeggen, dat de Gronden der Moolens overal zeer net zyn aangetoont, en dat die, en andere zaaken, nooit te voren zoo volkomen zyn in 't licht gebragt en voor oogen geſtelt.

Wy zullen met denzelven vlyt en naauwkeurigheid met dit Werk voortgaan, en het volgende TWEEDE DEEL, waar van de Tekeningen by ons al gereed leggen, en de Liefhebbers kunnen gezien worden, met verſcheide, zeer raare Stukken van de Bouw- en Tekenkunſt, en onder anderen ook met aanzienlyke Sluiswerken, verryken; zullende voor 't overige niets verzuimen, wat aangaande dit Onderwerp tot nut en gemak der Oeffenaaren en Liefhebbers der Bouwkunſt kan verſtrekken.

Amſterdam, den 10 September
MDCCXXXIV.