[ tweede blad, 1 ]De verschillende wetsontwerpen, voor hedenmorgen door de Eerste Kamer aan de orde gesteld, zijn alle zonder discussie en met algemeene stemmen aangenomen. Daartoe behooren de wet op de Middelen en de wet tot bekrachtiging van provinciale belastingen in Limburg.
Vonden de gewichtige bezwaren, tegen dit laatste ontwerp in de andere Kamer geopperd, dan geen echo in de Eerste? Uit het eindverslag blijkt, dat zij zich ook wel degelijk hier deden gelden, maar dat de leden, die de voor kerkelijke doeleinden toegezegde subsidiën onwettig achtten, toch maar voorgestemd hebben. Sommigen hunner verklaarden zich voor het vervolg daardoor niet gebonden te rekenen. Deze zonderlinge houding laat zich slechts verklaren, als men aanneemt, dat zij het voor waarschijnlijk houden, dat men dit jaar met een exceptioneel geval te doen heeft; doch hoe weinig dit waar is blijkt wel uit de discussiën in de andere Kamer, die het vooruitzicht openen, dat telken jare dergelijke subsidiën op de begrooting zullen verschijnen. Anderen van hen, die de wettigheid der subsidiën betwistten, zouden het ontwerp aannemen, omdat zij hoopten op regeling dezer materie bij de herziening der provinciale wet. Die leden zullen dan ook nog wel verscheiden jaren hun stem aan dergelijke ontwerpen blijven geven, want wederom in de andere Kamer is gebleken, dat die herziening nog vooreerst niet geschieden zal. Recht duidelijk is het daarbij niet, hoe men subsidiën voor onwettig kan houden en toch op een herziening der wet moet wachten om zijn stem aan die onwettigheid te weigeren.