Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Castita Matrimoniale
← Castita. Kuysheyt | ‘Castita Matrimoniale. Houlijxsche Kuysheyt’ door Cesare Ripa | Castita. Kuysheyt → |
Afkomstig uit Cesare Ripa et al. (1644) Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants, Amstelredam: Dirck Pietersz Pers, p. 263-264. Publiek domein. |
Castita Matrimoniale. Houlijxſche Kuysheyt.
EEn Vrouwe in witte kleedinge, hebbende om haer hoofd een krans van Ruyte, en in haer rechterhand een Lauwer tack, en in de ſlincker een Tortelduyve.
De Ruijte heeft eygenſchap om de welluſt te breydelen, door de ſcherpicheyt van hare reuck, weſende van een doordringende kracht, en door hare hette ſoo doetſe de opgeblaeſen windicheyt ſlancken, en leſcht den
[ 264 ]brand van de Veneriſche Liefde uyt. Gelijck Mathiolus over Dioſcoridem verhaelt.
De Lauwer tack iſſer by geſtelt, om de groote gelijckheyt die deſe boom mette kuysheyd heeft, want die ſelve moet geduyrigh zijn, even gelijck het groen van den Lauwer gedurigh is, zy moet oock krijten om den brand der Liefde tegenſtant te doen, even als de Lauwer blaeders doen, diewelcke als zy met haere tacken op ’t Vier worden geworpen, ſoo ſullen zy krijten en den brand tegenſtaen. Hier over verſiert Ovidius, dat Daphne, de kuyſſche Vrouwe, verandert is in een Lauwerboom.
De Tortelduyve leert ons, door haer eygen voordaed, datmen nimmermeer zijn eere moet bevlecken, noch de Trouwe die in ’t houlijck belooft is, verkeerende alleenlijck en altijd met die geene die zy eenmael tot haer geſelſchap heeft aengenomen.
Men kander het Armelijntjen oock toe nemen, om de groote ſorge die het draeght, van zijnen witten en ſuyveren huyd niet te beſmetten, ſullende liever in ’t Vier lopen, als dieſelve bemorſſen. Van gelijcken doet oock een kuyſche Vrouwe.