Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Confermatione dell’ Amicitia

Lo­gi­ca. Be­wijs­konst Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1644) door Cesare Ripa et al., vertaald door Dirck Pietersz Pers

Con­fer­ma­tio­ne dell’ Ami­ci­tia. Be­ves­tin­ge van Vriend­schap, p. 58

Cu­sto­dia. Be­wae­rin­ge, Be­scher­min­ge
Uitgegeven in Amstelredam door Dirck Pietersz Pers.
[ 58 ]

Confermatione dell’ Amicitia. Beveſtinge van Vriendſchap.

EEn Maeghdeken met een krans van verſcheyden bloemen, weſende ſeer ſchoon in ’t groen gekleet, houdende in de rechter hand een criſtallijne ſchaele vol roode wijn, die zy met een ſoete bevalligheyt en aengenaeme zeedigheydt, aen een ander overlevert.
 Iongh wortſe gemaelt, met een bloemekrans en groene kleederen, tot een teycken van vrolijckheyt, gelijck het den geenen betaemt, die ſich in de vriendſchap ſullen verbinden en vereenigen.
 Zy wort gemaelt, datſe een ſchaele met wijn aen een ander overlanght, om dat de ſchaele of beker, die zy malkanderen in de bancketten toebrengen, en waer mede zy onderlinge den anderen tot drincken noodigen, niet alleen een gebruyck is van onſe tijd, maer oock een oude gewoonheyt. En hier door worden de geeſten of gemoederen der vrienden, opgeweckt om ſich te vereenigen, en in de vriendſchap te beveſtigen. En tot teycken deſſelven, ſeght Homerus in ſijn Ilias, dat Achilles beſtelde, datmen ſijnen beſten vriend Patroclus, den aldergrootſten beker ſoude geven, die hy hadde: en dat hy die oock aen Vlyſſes en d’andere Griecken, om uyt te drincken, ſoude overlangen, en dat van den ſterckſten wijn. Nergens anders om, dan om te doen verſtaen, dat hy deſe voor ſijne liefſte vrienden hiel. Daer van aldus geſeyt wort:

Achilles ſet ſijn gaſten neer,
In purpre zeetels, om hem heer,
En ſprack Patroclum vriendlijck aen:
Dees groote ſchroef ſal ommegaen,
Gevult van ’t allereelſte nat,
En friſch geſchoncken uyt het vat:
Want ick ben in u komst verblijt,
Mits ghy mijn liefſte vrienden zijt.

en wat laeger wenckte Ajax, Vlyſſes toe, dat hy een dronck ſoude doen aen Achilles, ’t welck Vlyſſes dede.

En Ajax, wenckt’ Vlyſſes doe,
Die vuld’ het glas tot boven toe,
En bracht Vlyſſes eenen dronck,
Die ’t aen Achilles weder ſchonck.

 En wat voorts op dit drinckgelagh volgt, daer van is Homerus vol, al tot een teycken van de vereeninge van vriendſchap.