Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Lascivia

For­tez­za. Dap­per­heyt, Sterck­heyt Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1644) door Cesare Ripa et al.

Las­ci­via. Dar­tel­heyd, Brood­dron­cken­heyd, p. 83

Vir­tu. Deughd
Uitgegeven in Amstelredam door Dirck Pietersz Pers.
[ 83 ]

Lascivia. Dartelheyd, Brooddronckenheyd.

EEn jonge Vrouwe, rijcklijck en prachtigh gekleet, houdende in haer ſlincker hand een ſpiegel, waer in zy met groot opmercken ſiet, en mette rechter hand is zy beſigh om het aengeſicht te ſuyveren en ’t hayr te ſtreelen, ter ſyden van haer, ſitten eenige dertele en geyle Muſſchen, en daer by een Armelijntjen. Waer van Alciatus aldus ſpreeckt:

Ick weet niet of Natuer of Dertelheyd kan wercken,
De ſiere Pronckery, die m’ aen dit Dier kan mercken:
Het ſtreelt ſijn ſuyver bont, ſijn hoofd, ſoo juyst en net,
Als of het tot een beeld, den Pronckers waer’ geſet.

Anders.

EEn Vrouwe met een barbariſch of ſelſaem vercierſel, vertoonende datſe haer met d’eene vinger ſoetelijck het hoofd krabt. Aldus maelden haer de Oude af, als by Pierium te ſien is.