Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Pianto
← Pueritia | ‘Pianto. Klachte’ door Cesare Ripa | Querela a Dio. Klachte tot God → |
Afkomstig uit Cesare Ripa et al. (1644) Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants, Amstelredam: Dirck Pietersz Pers, p. 255. Publiek domein. |
Pianto. Klachte.
EEn Vrouwe in ’t ſwart gekleet en onthult, die mette rechterhand haere hoofdhayren uyt treckt, weſende gekroont met een krans van Apium of jonghvrouwmerck, houdende inde ſlincker een booneſtruik met bladers en vruchten, en ter ſyden ſal een Swaluwe ſtaen.
Het ſwarte kleed is altijd een kenteicken van rouwe en klachte: en de hoofdhayren in ’t wilde verſpreyt, als mede de krans van Apium, bedieden de klachte, want by de oude wierden dieſelve gebruyckt, om daer van bedden voor de dooden te maecken.
De ſtruyck van Boonen worter geſtelt, om de meninge van de Oude Latinen te volgen, die daer wilden dat deſe ſoude zijn een plante van klachte en van treuricheyt, ſeggende dat onder deſe plante het woord van rouw en van klachte geſchreven was: waer over Varro verbood dat de Prieſters die ſelve niet ſouden eeten. ’t Lust my oock, tot dit voorſtel te verhaelen de Sotheyd van Pythagoras, diewelcke van de Vyanden beſprongen zijnde, konnende ſich gemacklijck bergen in een veld met boonen datter na by was, heeft ſich veel liever willen laeten dooden, ſeggende, dat hy de afgeſtorvene zielen niet wilde ontruſten of verſtooren, die hy dwaeſlijck waende, dat onder deſe bloemen ruſten.
De Swaluwe wort voor de klachte geſtelt, om dat haer ſangh ſeer treurigh is. Waer over de Poëten verſieren, dat Progne ſchreyde over het ongelijck, dat haeren man Tereus was aengedaen, gelijck veele Schrijvers dat ſelve wydlopigh verhaelen.