Keulemans Onze vogels 1 (1869)/70
← 69 | Onze vogels in huis en tuin, deel 1 door John Gerrard Keulemans
70. De caroline-eend |
ANAS SPONSA.
Van alle in onze vijvers voorkomende zwemvogels, is voorzeker de Caroline-Eend eene der fraaiste soorten. In veler oog is de Waaijer-Eend fraaijer, doch menig liefhebber zal zich bij voorkeur van Caroline-Eenden willen voorzien. In elk geval zijn beide soorten prachtige watervogels, en zonder haar is een vijver niet compleet. Men treft ze dan ook in alle landen aan, en zij behooren, ofschoon uitheemsch, tegenwoordig tot de zeer algemeene vijvervogels.
De Caroline-Eend is echter eerst sedert kort in Europa geacclimatiseerd; de Waaijer-Eend wordt slechts sinds eenige jaren in ons werelddeel aangetroffen. De vogel, waarvan wij hier eene afbeelding geven, behoort in de heete streken van Noord-Amerika te huis, gelijk trouwens reeds zijn naam aanduidt. Het is een zwemeend, ofschoon sommigen meenen, dat het een Taling is, terwijl anderen haar tot een nieuw geslacht (Aix) gebragt hebben.
Het verschil, dat bij de Caroline-Eend tusschen de seksen bestaat, is iederen liefhebber genoeg bekend; alleen hebben wij er de aanmerking bij te voegen, dat zeer oude Eenden (wijfjes) dikwijls een geheel groenen kop en ook de witte streepen krijgen, en dat ook haar rug geheel met eene glanzige bronskleur overdekt wordt, zoodat de Eend, wanneer zij zeer oud geworden is, in kleuren meer met den Waard overeenkomt.
In den vrijen staat voedt de Caroline-Eend zich met allerhande zaden en granen, die zij langs het water of op het drooge opzoekt. Zij nestelt niet op den grond, maar op boomen, meestal op takken, doch ook dikwijls in holen, wanneer die niet te diep en breed genoeg zijn.
De Eend legt tien à zestien eijeren, iets grooter dan die van den Taling en rosachtig wit van kleur; de vorm dezer eijeren is bijna ovaal, of liever, zonder stompe of [ 242 ]spitse kant; de schaal zeer glanzig en fijn, zelfs min of meer wasachtig.
Wanneer de jongen uitgekomen zijn, moeten zij, al naar de ligging van het nest, nog een zeker aantal uren wachten, alvorens te water te kunnen gaan. Daar nu het zwemmen en baden voor hen eene natuurlijke behoefte is, en de nog slechts met dons gedekte jongen niet vliegen kunnen, worden zij door de moeder uit het nest naar een nabijgelegen stroom gedragen. De wijze, waarop dit dragen geschiedt, is zeer belangwekkend: de moeder neemt namelijk de jongen één voor één in den bek, of drukt het tusschen kin en borst, en vliegt er, in die houding, dikwerf zeer ver meê weg. Volgens waarnemingen van anderen, zou zij de jongen eerst allen op den grond neêrzetten en vervolgens ze naar het water leiden.
De jonge voorwerpen zijn, wanneer zij uit het ei komen, donkerbruin op de boven-, en geelachtig aan de onderdeelen. In kleur hebben zij zeer veel overeenkomst met de jongen der Wilde Eend (Anas boschas) en zijn, vooral bij gelijke grootte, dikwerf niet van dezen te onderscheiden; eene jonge Caroline-Eend van drie à vier dagen staat namelijk in grootte gelijk met eene jonge Wilde Eend van anderhalf à twee dagen. Wanneer zij met de jongen der Waaijer-Eend op dezelfde plaats gehouden worden, is het gewoonlijk zeer moeijelijk, eenig verschil in beide soorten op te merken; evenwel zijn de jonge Caroline-Eenden steeds donkerder van kleur.
De jongen behouden gedurende het eerste jaar nagenoeg de kleur der moeder; reeds in het volgende jaar telen zij voort en op tweejarigen leeftijd zijn zij volwassen. Het opkweeken der jongen geschiedt op gelijke wijze, als bij de jongen der Bergeend (Anas tadorna) reeds gezegd is. Men laat namelijk de eijeren door Kippen uitbroeijen en voedert de zeer jonge Eendjes met gehakt ei en brood- of beschuitkruimels.
Frisch water en zindelijke hokken zijn hoofdvereischten; wanneer het water des winters bevroren is, dient men bijten te hakken, of, bij te strenge vorst, de vogels naar binnen te brengen.
De Caroline-Eenden zijn vrij sterk en zeer tierig van aard. In tammen staat paren zij soms met de Waaijer-Eend; ook paart nu en dan de Waard met de Eend van den Zomertaling en anderen. Variëteiten worden niet aangetroffen, ofschoon men dikwijls eenig verschil in helderheid van kleur of toon kan opmerken.
De koopprijs, die natuurlijk van de schaarschte of den overvloed van aanbod afhangt, is gemiddeld ƒ 20 voor het paar.