[ Pl43 ]

 
[ 144 ]
 

DE SENEGALI.

ESTRELDA CINEREA.


Dit algemeen bekende vogeltje heeft in alle opzigten zoo veel overeenkomst met het reeds vroeger beschreven St. Helena-Fazantje, dat het slechts bij een meer gezet onderzoek daarvan kan onderscheiden worden. Het is echter kleiner, heeft de onderste staartdekveêren wit, in plaats van zwart, en is minder gestreept en iets lichter van kleur, dan het verwante Fazantje.

In geheel Midden-Afrika behoort de Senegali tot de meer algemeene vogels; hij leeft daar op de vlakten, in het hooge gras of in kleine heesters, bij groote vlugten vereenigd, en meestal in gezelschap van andere kleine Grasvinken. Het schijnt echter, dat de Senegali's zich niet met de St. Helena-Fazantjes mengen, doch, even als deze laatste soort, zich op bepaalde plaatsen ophouden, zonder echter uitsluitend tot deze of gene streek beperkt te zijn. Op het eiland St. Thomas, aan de Westkust van Afrika, leeft het Fazantje, doch niet de Senegali. In Gaboon leven beiden, doch komen niet gelijktijdig in dezelfde streken voor. Ik heb kooijen vol Senegali's uit Mossamedes en uit Senegal gezien, zonder echter daaronder een enkel Fazantje te kunnen ontdekken. Aan de Kaap de Goede Hoop daarentegen worden vele Fazantjes, doch uiterst zelden Senegali's gezien, hetgeen echter nog volstrekt niet bewijst, dat het Fazantje een Zuid-, de Senegali een Noord-Afrikaansche vogel zou zijn; want zelfs op eene zoo zuidelijke streek als Benguela is de Senegali zeer menigvuldig, terwijl het Fazantje noordelijk tot aan de Kaap-Verdische eilanden (namelijk tot aan Santiago, het zuidelijkste dier eilanden) wordt aangetroffen.

Beide vogels broeijen op het grasveld of in de doornen der Euphorbia splendens en andere op het veld of in het moeras groeijende heesters. Beider nesten gelijken zeer veel op elkaêr, doch dat van den Senegali is meestal een [ 145 ]weinig meer ovaal en heeft de opening steeds op zijde. In vele gevallen echter is het nest zoo luchtig gebouwd, dat de ouden door het harde gras heen in alle rigtingen naar binnen kunnen sluipen, zonder daardoor het nest uit elkaêr te schuiven. Dit is vooral het geval als het nest tusschen perpendiculaire takken is geplaatst; want dan blijft de groote hoeveelheid los gras, die er bovenop aangebragt wordt, tusschen de takken liggen. De eijeren—het aantal daarvan in één broeisel wisselt van 5 tot 9 af—zijn meestal ongevlekt en wit, soms met eenige lichtroode stipjes aan de stompe zijde. Beide ouden broeijen, en het mannetje kruipt 's nachts mede naar binnen.

Het uiterlijk verschil tusschen de beide seksen is zeer gering: het wijfje onderscheidt zich van het mannetje alleen door de iets lichtere nuance van het rood, en door het meer blanke van hare onderdeden. De jongen zijn nagenoeg aan de ouden gelijk, doch zijn te herkennen aan hun bruinen snavel, aan de nog onduidelijke streep boven de oogen, en aan de lichte randen hunner stuitveêren, welke bij de ouden geheel bruinzwart zijn.

Even als het Fazantje, broeijen deze vogels ook in de volière, in houten bakjes, in teenen korfjes of in hunne eigen nesten, welke zij uit allerlei plantenvezels en zachte stoffen tusschen de takken der heesters bouwen. Kleine zaden, muur- en kruiskruid, meelwormen en kleine kevers zijn voor hen het meest geschikte voedsel.

Behalve de Fazantjes, komen er nog verschillende vogels uit Afrika tot ons over, welke, ofschoon op zeer ongeregelde tijden, toch nu en dan verkrijgbaar zijn en, even als beide hier genoemde soorten, met den naam van Fazantjes bestempeld worden. Onder dezen vinden we het Kaapsche Fazantje, soms ook, om zijn half zwarten, half rooden snavel, „Amsterdamsen weeskind" genoemd (even als wij zekeren nachtvlinder, de Nodua nupta, wegens dezelfde kleuren aan de ondervleugels, „weeskinderen" noemen). Dit vogeltje bewoont Natal, Kafferland en Mosambique, komt ook in Benguela, Mossamedes en het binnenland van Afrika voor, en is in de wetenschap als Estrelda melanola, Estr. Dufresneï, Estr. melanogenys en Amadina neisna beschreven. Het komt in vele opzigten met het Goudborstje (Pythelia subflava) overeen en is, welbeschouwd, meer aan dit vogeltje verwant, dan aan de Fazantjes. Het mannetje heeft den bovenbek zwart, de onderkaak helderrood, bovenkop en achternek graauw, wangen en kin zwart, rug en schouderveêren olijfbruin of groenbruin, achterrug, stuit en [ 146 ]bovenstaartdekveêren gloeijend scharlakenrood, kin en de zijden van den nek vuil geelachtig wit, krop graauw, verdere onderdeelen citroengeel, staart bruinzwart, iris donkerrood, en pooten donkergraauw. Het wijfje heeft dezelfde kleuren, doch fletser.

Eene andere soort is het Roode Fazantje, ook Duizendschoon en Amarant genoemd. Dit vogeltje bewoont Benguela, Mossamedes en Angola lot zeer diep in het binnenland. Zijne kleur is, zoo als zijn naam aanduidt, donker purperrood (karmozijnrood), nagenoeg de kleur eener welbekende plant, der zoogenaamde roode duizendschoon (Dianthus); voorts heeft hij de zijden van het ligchaam zeer duidelijk met eenige kleine witte vlekjes versierd, vleugels en staart roodbruin, iris bruin, en pooten donkerrood. Het wijfje heeft diezelfde kleuren fletser, buik roodachtig okergeel, onderste staartdekveêren vuilwit. Dit is de Amadina, Estrella of Pythelia minima der ornithologen. Zij is vrij zeldzaam en wordt door de handelaren in Engeland King's crown en Blood Astrild, door de Duitschers Blutfink genoemd.

Het zoogenaamde Guinea-Fazantje is niet, zoo als de naam schijnt aan te duiden, van de Kust van Guinea afkomstig, maar uit Benguela, Mossamedes, Angola en Loanda; in de wetenschap is het als Estrelda granatino bekend. De Portugezen noemen dit vogeltje Granatino en Flore di campo. Het is een zeldzaam en prachtig vogeltje. Zijne hoofdkleur is roodachtig aschgraauw, nagenoeg de kleur van melkchocolade; voorts heeft het de wangen licht violet met lila weêrschijn, de onderste staartdekveêren helder ultramarijnblaauw, staart en vleugelpennen donker chocolaadbruin. Het is iets grooter dan het St. Helena-Fazantje.

Het meer algemeene Goude Fazantje, Estrelda melpoda, zal in eene volgende aflevering afgebeeld en beschreven worden.