Leeuwarder Courant/1830/Nummer 60/Lied

‘Lied aan den koning bij gelegenheid van hoogstdeszelfs verblijf in Friesland’ door W.
Afkomstig uit de Leeuwarder Courant, dinsdag 27 juli 1830, [p. 2]. Publiek domein.
[ 2 ]

LIED

aan den KONING.

bij gelegenheid van hoogstdeszelfs verblijf in Friesland.



Wilhelmus van Nassouwen
Zijt gij van ’t Friesche bloed,
Op God was uw betrouwen
In ’s werelds zuur en zoet.
Thans wenscht Gij te regeren,
Met Vaderlijke min,
En, in de vrees des Heeren,
Uw talrijk huisgezin.


Uw Voorzaat sloeg zijn’ handen
Aan ’t juk der dwing’landij,
En maakte zeven landen
Van ’t dier’baar Neêrland vrij.
Als ooit een tweede Spanje,
Dat God verhoede! keert:
Gij Prinse van Oranje
Staat vast en onverveerd!


Eens gaf het lot zijn slagen
En trof uw’s Ouders hoofd;
Maar Gij ook moest het dragen,
Van Land en goed beroofd;
Als balling uitgesmeten,
Naar ’t overzeesche strand;
Gescheurd, maar niet vergeten,
Van ’t lieve Vaderland.


Wat hebt Gij niet geleden
o Neêrland! van dien slag:
Uw vrijheid lag vertreden,
Geen zee vertoonde uw vlag;
Gij zaagt uw zeden honen,
En door een’ Fransch Despoot
Uw rijkdom en Uw Zonen
Gevoerd in Frankrijks schoot!


Maar, God wou ’t zoo regeren;
De vorst moest, in zijn hand,
Als middel wederkeeren,
Ter redding van ons Land,
Men deed ’s volks wensch U weten
Gij gaaft uw Konings woord.
Vergeven en vergeten,
En alle wrok gesmoord!

Gij kwaamt met brave zonen,
Die wagen goed en bloed
Om ’t Vaderland te toonen
Oranjes ouden moed.
Schoon blinkt aan ’s Prinsen zijde
’t Verwinnend heldenzwaard,
Waarmeê hij ’t Land bevrijdde
En ’t ondier sloeg ter aard.


Toen is zijn moed gebleken,
Toen heeft zijn bloed gevloeid.
Toen wierp hij ’t Ridderteeken
Met eigen bloed besproeid,
Tot loon voor heldendaden,
Met ed’len zin ter aard,
En sprak: „Mijn Kameraden!
Gij allen zijt dit waard!”


De Prinsen van Nassouwen,
Zijn nog het oude bloed,
Op hen is ons betrouwen: —
En, waar ook onrust wroet,
Het Land der vrije Friezen,
Dat nieuwe boosheên haat,
Zal eer zijn naam verliezen
Dan dat het hen verlaat!


’t Is Willem van Nassouwen,
Die ons zoo wel regeert:
Weer bloeijen de landsdouwen,
Der steden pracht vermeert,
De Godsvrucht is in eere,
Om dat de Vorst Haar mint: —
Eerst dienen wij den Heere
En dan den Vorst, Gods vrind!


O Koning! Gij moogt leven,
En, diep in ons gemoed,
Sta uwe naam geschreven,
Voor ’t goede dat Gij doet. —
Gij maakt, met uwe Zonen,
O Neêrlands Lust en Hoop!
De kleinste van de Kroonen,
De schoonste van Euroop.

Leeuwarden, den 25 Julij 1830.
W.