[ 2 ]BRUSSEL, den 29 November. Men schijnt alhier zeer beducht over den aftogt der Fransche armee voor het Noorden, en de Belgische Moniteur haast zich om te verzekeren, dat van die armee, welke hij zegt tachtig duizend man sterk te zijn, de helft in hare kantonnementen zal blijven, met bevel om op den eenten wenk in Belgie te rukken. Intusschen leest men in deze omstandigheden met bijzondere opmerking het volgende artikel in den Messager de Gand:
„Naar men verzekert is door de Mogendheden onderling besloten, dat in geval het vredes-traktaat niet door Koning Willem wierd aangenomen, de Mogendheden de beide partijen alsdan aan de krachtoefening hunner wapenen zullen overlaten, zonder zich in het minst met den strijd te bemoeijen. Men voegt er bij, dat de diplomatie geen anderen uitweg heeft kunnen vinden, om eenen algemeenen oorlog te verhoeden. Dus is zij genoodzaakt geworden, om de kans van eenen partiëlen oorlog te wagen, en heeft zij gemeend, dat de bedenking eener volstrekte isolering der beide staten veel beter verzoening en vrede tusschen hen zou kunnen terug voeren, dan alle vreemde bemoeijing.