Mengelingen/Aan Mevrouw *** op haar’ verjaardag

[ 42 ]
 

Aan Mevrouw *** op haar’ verjaardag.

In ’t afzijn eens Gemaals met eng benepen harte,
Den boezem om het lot des Vaderlands beklemd,
Deelde ik, begaafde vrouw, in uw gerechte smarte
En tokkele ik geen snaar, voor ’t feestgejuich gestemd.
Neen, rijze ’t heuchlijk licht van uw geboortetijde
Thands sierloos, niet vereert met bloemen of gezang!
Dat slechts de oprechte borst u zuivre wenschen wijde,
En de Almacht die verhoore, is al wat ik verlang.
ô Leef! gevoel u steeds als op ’t gezegend heden,
De zaligste in ’t Heelal door Echt en minlijk kroost,
Van al wat u gemaakt vereerd en aangebeden,
En de onvolkomene Aard verwandeld in een Eden
Door ’t innig Hemelzoet van ware Christentroost!