Mengelingen/Aan mijn’ Broeder
← ’t Geluk op Aard | Mengelingen (1855) door Willem Bilderdijk | Ten feestdisch van Mevrouw *** moeder van verscheiden kinderen → |
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants. |
Aan mijn’ broeder.
Met ons Vaderlijk Wapenschild, houdende een rots in brandende zee, met het Devies: SEMPER IDEM.
Dit heerlijk Wapenschild, een gift van Frankrijks Vorst,
Toen onze aaloude stam, beroofd van loof en takken,
Verdrukt was door ’t geweld, maar nooit het hoofd liet zakken,
Ontsteke u steeds een vlam van eerzucht in de borst!
Toen onze aaloude stam, beroofd van loof en takken,
Verdrukt was door ’t geweld, maar nooit het hoofd liet zakken,
Ontsteke u steeds een vlam van eerzucht in de borst!
Mijn broeder! voel! ô voel de roepstem van het bloed!
’t Vermaant u, ’t wreevle, ô voe de roepstem van het bloed!
Standvastig in den nood, te wijken noch te vlieden;
Maar alles doortestaan met kracht en Heldenmoed.
’t Vermaant u, ’t wreevle, ô voe de roepstem van het bloed!
Standvastig in den nood, te wijken noch te vlieden;
Maar alles doortestaan met kracht en Heldenmoed.
Gevoel dit! sta uwe eer voor vrees noch hebzucht af,
(De Godheid heeft ons niet voor minder doel geschapen.)
En vestig uw gezicht met eerbied op dit Wapen,
Het schetst u ’t Voorgeslacht het geen u ’t wezen gaf.
[ 75 ] Ja ’t leere u, onverwrikt in ’t onheil pal te staan;(De Godheid heeft ons niet voor minder doel geschapen.)
En vestig uw gezicht met eerbied op dit Wapen,
Het schetst u ’t Voorgeslacht het geen u ’t wezen gaf.
Uw plichten steeds getrouw, u-zelv’ gelijk te blijven!
Het onweêr, dat er stormt, zal eenmaal overdrijven;
Maar Godvrucht, Braafheid, Eer, zal nu noch ooit vergaan.
1804.