Merian - Metamorphosis (1705)/8
← 7. Amerikaansche Kerschen | Metamorphosis insectorum Surinamensium. Ofte Verandering der Surinaamsche insecten. (1705) door Maria Sibylla Merian | 9. Granaat Boom → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gerard Valk. |
8VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE VIII. AFBEELDING.
DEn Indiaansche Jasmynboom, alzoo in America genaamt, wast tot een grooten boom, draagt sware en dikke bloemen, die een zeer heerlyken reuk van zig geeven, de blaaden zyn ook dik en sappig groen, als men een tak afbreekt zo vloeit een melkagtig zap daar uit, sy laaten zich ligt vermeederen, als men maar een rank afbreekt, en legt hem in de aarde, eer hem de melk afloopt, zo wast hy in weinig maanden tot een grooten boom.
Deze gekroonde Rups eet het loof dezer Jasmynboomen, den 20. September heeft sy sig in een Poppetjen verandert, waar uit den 11. October een zoo schoon gewolkt Cappelletjen ten voorschyn kwam, met zes witte vlakken op elke vleugel van buiten, en zyn van binnen daarenboven root en swart. Dit beesjen door het vergroot glas beschout, vertoont zig wonderlyk schoon, wel waerdig, dat het naaukeurig bezien word, alzo zyn schoonheid met geen penne te beschryven is.
Deeze boom werd beschreeven by Hernandes in zyn Historia mexicana op het 33. Hooftdeel onder den naam van Quauhtlepatli ofte arbor ignea, als ook in het tweede gedeelte van den Amsterdamsche Hof in het vier-en-twintigste Hooftdeel met de naam van Apocynum Americanum fruteicens longissimo folio, flore albo oderato.