Merian - Metamorphosis (1705)

 

Inhoud
(maakt geen deel uit van het oorspronkelijke werk)


[ Titel ]

METAMORPHOSIS

INSECTORUM SURINAMENSIUM.

OFTE

VERANDERING

DER

SURINAAMSCHE
INSECTEN.

Waar in de Surinaamsche Rupsen en Wormen met alle des zelfs Veranderingen na het leven afgebeeld en beschreeven worden, zynde elk geplaatst op die Gewassen, Bloemen en Vruchten, daar sy op gevonden zyn; waar in ook de generatie der Kikvorschen, wonderbaare Padden, Hagedissen, Slangen, Spinnen en Mieren werden vertoond en beschreeven, alles in America na het leven en levensgroote geschildert en beschreeven.

DOOR

MARIA SIBYLLA MERIAN.

thmb

TotAMSTERDAM,


Voor den Auteur, woonende in de Kerk-straat, tussen de Leydse en Spiegel-straat,over de Vergulde Arent, alwaar de zelve ook gedrukt en afgezet te bekoomen zyn; Als ook by Gerard Valck, op den Dam in de waakende Hond.

[ Opdracht ]
 

AAN ALLE

LIEFHEBBERS en ONDERZOEKERS

DER NATUUR

W E R D D E Z E

METAMORPHOSIS

INSECTORUM SURINAMENSIUM.

OPGEDRAAGEN

DOOR

M A R I A S I B Y L L A M E R I A N.

 
[ Voorw 1 ]
 

MARIA SIBYLLA MERIAN

AAN DEN

LEEZER,

 

K heb my van myne jeugt af aan met de onderzoeking der Insecten bezig gehouden, in 't eerst begon ik met de Zyde-Wormen in myne Geboorte-stad Frankfort aan de Main, daar na bemerkte ik dat uit andere Rupsen veel schoonder Cappellen en Uilen voortquamen, als uit de Zyde-Wormen, dit bewoog my om alle Rupsen te vergaaderen, die ik vinden konde, om haar verandering waar te neemen, waarom ik ook alle gezelschap der menschen verliet, en my tot deze onderzoeking verleedigde, opdat my in de Schilderkonst zoude konnen oeffenen, en die na het leeven teikenen en schilderen, gelyk dan ook alle Insecten, die te Frankfoort voor eerst, en daar na tot Neuremberg heb konnen vinden, voor my zelve zeer curieus op pargement geschildert heb, het welk daar na by gevalle in 't gezigt van eenige Liefhebbers gekoomen is, die my toen ter tyd zeer kragtig hebben aangezet om myne ondervindinge der Insecten in 't licht te geeven tot speculatie en genoegen der curieuse Onderzoekers der Natuur, hier toe heb ik my eindelyk laaten overreeden, en heb dezelve met myn eige hand in het kooper gebracht, wiens eerste Deel in Quarto 1679. en het tweede 1683. heb uitgegeeven, naderhand ben ik in Vriesland en Holland gekoomen, en aldaar myne ondervindinge der Insecten vervolgt, bezonder in Vriesland, want in Holland heeft het my meer aan geleegentheid ontbrooken als elders, voornamentlyk om op te zoeken het geen op Hyen en Veenen te vinden is, dog dit myn gebrek is veel door andere Liefhebbers herstelt geworden, die my dan de Rupsen gebracht hebben, om haar veranderinge verder waar te neemen, gelyk ik noch veel ondervindinge by een heb, om noch meer by de twee voorgaande Deelen te konnen voegen; maar in Holland quam ik met verwondering te zien, wat al schoone Gedierte men uit Oost-en West-Indiën deed koomen, voornamentlyk wanneer my de eere geschiede van te mogen zien het kostelyk Cabinet van den Edele Groot Achtbaare Heer Mr. Nicolaas Witsen, Burgermeester der Stad Amsterdam, en Bewinthebber der Oost-Indische Maatschappy, &c. als ook dat van den Edele Heer Jonas Witsen, Secretaris der zelve Stad; vorders zag ik ook het Cabinet van den Heer Frederic Ruisch, M: D: Anatomes & Botanices Professor, dat van Sr: Livinus Vincent en van veele andere, in welke Cabinetten deze en ontelbaare andere Insecten gevonden heb, doch zo, dat daar aan ontbrak der zelver oorspronk en generatie, te weeten, hoe sy uit Rupsen in Poppetjens en zo verder veranderen; dit heeft my aangeport een groote en kostelyke reise te onderneemen, en na Surinaame in America te vaaren, (een Land heet en nat, en van waar de voorschreeve Heeren deze Insecten ontfangen hebben) om aldaar myne ondervindinge te vervolgen, gelyk ik dan ook in Juny des Jaars 1699. daar na toe gevaaren en gebleeven ben, om dieswege naauwkeuriger onderzoekinge te doen, tot dat in Juny des Jaars 1701. my weeder na Holland begaf, alwaar ik den 23. September daar aan volgende aanlandde, daar heb ik deze sestig stukken met haar ondervinding curieus na het leeven op pargement geschildert, die nevens de gedroogde Beesjes by my te zien zyn, ik vond in dat Land niet die bequame geleegentheid om de ondervinding der Insecten te doen, die ik my verbeeld hadde, alzo het climaat van dat Land [ Voorw 2 ]zeer heet is, en deze hitte tegen myn natuur strydig was, weshalve ik my genoodzaakt vond vroeger weder na huis te keeren, als ik gedacht hadde.

Als ik nu weder in Holland gekoomen was, en myne geschilderde Stukken van eenige Liefhebbers gezien wierden, zo hebben sy my zeer aangezocht, om die met den Druk gemeen te maaken, oordeelende dat dit het eerste en curieuste Werk was, dat ooit in America geschildert is, maar de onkosten die aan dit Werk uit te voeren moesten gedaan worden, hebben my in 't eerste afgeschrikt, maar heb eindelyk hier toe ook geresolveert.

Dit Werk dan bestaat uit sestig koopere Plaaten, waar op in de negentig ondervindingen van Rupsen, Wormen en Maeden vertoond werden, hoe de zelve vervellende in coleur en form veranderen, en eindelyk tot Cappellen, Uilen, Torren, Beijen en Vliegen veranderen, alle deze Gediertens zyn op de zelve Gewassen, Bloemen en Vruchten geplaast, die sy tot haar onderhoud aten, hier is noch bygevoegt de generatie van de West-Indische Spinnen, Mieren, Slangen, Hagedissen, wonderbaare Padden en Kikvorssen, alle in America na het leeven door my zelfs geschildert en ondervonden, uitgenoomen eenige weinige, die ik op de getuigenisse der Indianen daar by gevoegt hebbe.

In het maaken van dit Werk heb ik niet eigenbaatzugtig geweest, zullende vergenoegt zyn, wanneer maar myne gedaane onkosten wederom kryg; ik heb geen onkosten in het uitvoeren van dit Werk gespaart, maar heb de Plaaten door de beroemste Meesters doen snyden, en het beste Papier daar toe genoomen, op dat zowel aan de Kenders der Kunst, als aan de Liefhebbers der Insecten en Planten plaisier en genoegen zoude geeven, gelyk ik my dan verblyden zal, wanneer ik hoore, dat ik myn oogmerk berykt, en te gelyk genoegen zal gegeeven hebben.

Het Schrift van dit Werk heb ik gelyk de Anatomie van de Heer Professor Bidloo tussen twee Printen op een blad gevoegt, ik had het Schrift wel langer konnen uitbreiden, maar door dien de tegenwoordige Wereld zeer delicaat en de gevoelens der Geleerde verschillig zyn, zo heb ik maar eenvoudig by myn ondervindingen willen blyven, en daar door stoffe aan de hand leevere, waar uit een ieder na sijn eige zin en meening reflexien kan maaken, en de zelve appliceeren na sijn welbehaagen, behalven dat zulks alreede door andere overvloedig gedaan is, als door Moufet, Godart, Swammerdam, Blanckaart en andere: Ik heb de eerste verandering van alle Insecten Poppetjens, de tweede der Rupsen Cappellen, die by dag vliegen, en die by nacht vliegen Uilen: de tweede verandering der Maeden en Wormen Vliegen en Beijen genaamt.

De naamen der Planten heb ik behouden, zo als die in America van de Inwoonders en Indiaanen gegeeven werden; de Latynsche en andere naamen zyn onder aan door de Heer Casparus Commelin M: D: Horti Medici botanicus, en Acad. Caesareo-Leopoldinae Collega daar by gevoegt.

Indien my God gezondheid en leeven geeft, zo ben ik van mening myne ondervinding, die ik in Duitsland gedaan heb, te vermeerderen met die van Vriesland en Holland, en die in de Latynsche en Nederduitsche Taalen te geeven.