Navonkeling/Troost in God
← Godbetrouwen | Navonkeling (1854) door Willem Bilderdijk | Aan de Joden → |
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants. |
Troost in God
Die God, d’Alwijze, laat regeeren,
En altijd opwaart tot Hem ziet,
Dien treft geen wanhoop by ’t ontberen,
Geen ongeduld in ’t aardsch verdriet.
Die alles aan zijn God vertrouwt,
Heeft op geen losse slib gebouwd.
En altijd opwaart tot Hem ziet,
Dien treft geen wanhoop by ’t ontberen,
Geen ongeduld in ’t aardsch verdriet.
Die alles aan zijn God vertrouwt,
Heeft op geen losse slib gebouwd.
Wat baten ons benaaude zorgen?
Wat helpt gezucht of jammerklachen?
Wat, ’s avonds siddren voor den morgen,
En ’s uchtends beven voor de nacht?
Ons lijden in den prang van nood
Wordt door dien wrevel slechts vergroot.
Wat helpt gezucht of jammerklachen?
Wat, ’s avonds siddren voor den morgen,
En ’s uchtends beven voor de nacht?
Ons lijden in den prang van nood
Wordt door dien wrevel slechts vergroot.
Neen, sterveling, leer der Almacht zwijgen!
Berust in wat Zy voegt of geeft;
En Hemeltroost zal op u zijgen:
Hy weet wat ieder noodig heeft.
[ 24 ]Hy die de zijnen gadeslaat,
Geeft nooit te weinig, nooit te spaad.
Berust in wat Zy voegt of geeft;
En Hemeltroost zal op u zijgen:
Hy weet wat ieder noodig heeft.
[ 24 ]Hy die de zijnen gadeslaat,
Geeft nooit te weinig, nooit te spaad.
Hy kent het tijdstip van beproeven,
En ’t hart te ontdekken tot den grond:
Hy, ’t vuur van troosten, van bedroeven;
Van zalven wt hy heeft gewond
Hy koomt en zegent onverwacht,
En schept het licht uit middernacht.
En ’t hart te ontdekken tot den grond:
Hy, ’t vuur van troosten, van bedroeven;
Van zalven wt hy heeft gewond
Hy koomt en zegent onverwacht,
En schept het licht uit middernacht.
Geloof niet als de rampen klimmen,
Dat u zijn Vaderzucht vergat;
Of trotsaarts die van welvaart glimmen,
Gelukkig zijn in d’ijdlen schat.
Zie uit en beid den morgengloed,
Die ’s Hoogsten raad ontdekken moet.
Dat u zijn Vaderzucht vergat;
Of trotsaarts die van welvaart glimmen,
Gelukkig zijn in d’ijdlen schat.
Zie uit en beid den morgengloed,
Die ’s Hoogsten raad ontdekken moet.
Wat kost het de Almacht, op te heffen
In lustgenot van schat of eer?
Wat, met den bliksemslag te treffen
Die weelde in ’t dieptste stof verneêr’?
’t Is God, de wonderdoende God,
Wiens wenk den zwaai bestuurt van ’t lot.
In lustgenot van schat of eer?
Wat, met den bliksemslag te treffen
Die weelde in ’t dieptste stof verneêr’?
’t Is God, de wonderdoende God,
Wiens wenk den zwaai bestuurt van ’t lot.
Bid, dank, en loof den Heer der Heeren,
En, sterveling, buig en doe uw plicht:
Zijn zegen zal zich t’uwaart keeren,
Uit duister breekt Zijn morgenlicht.
Wie zich op God-alleen verlaat,
Dien tregge ’t vrij, hem deert geen kwaad.
En, sterveling, buig en doe uw plicht:
Zijn zegen zal zich t’uwaart keeren,
Uit duister breekt Zijn morgenlicht.
Wie zich op God-alleen verlaat,
Dien tregge ’t vrij, hem deert geen kwaad.
1824
Naar een oud Hoogduitsch Kerklied.