[ 1 ]KLAUSENBURG den 15 November. Ik ſiddere als ik ſlegts het minſte Geſchreeuw op de Straat verneeme; zo zeer zyn wy Klauſenburgers in ’t gevaar, van de Rebellen overvallen te worden. Zy zyn reeds 20,000 in getal, en pleegen in drie Colommen de ongehoordſte gewelddaadigheden. Zy trekken van de eene plaats naar de andere, plunderen en vermoorden alles, wat in hunne woede ontmoet, Zy hebben reeds het gantſche Hunyader Geſpanſchap verwoest; het Slot van den Heer Simon van Toroczkay hebben zy den derden dag, na deszelfs vertrek naar Klauſenburg, geheel uitgeplunderd, en alle Goude en Zilvere Vaten, nevens veel contant Geld, geroofd. Na dat zy het Slot geplunderd hadden, gingen zy in de Kelder, ſloegcn de Bodems der Vaten in, en lieten de Wyn loopen, zo dat zy tot boven aan hun lichaam in de Wyn rondwandelden, en deeze gewelddaadigheid werdt meerendeels van zyne eigene Onderdaanen gepleegd. De Schade, die deeze Graaf hier by lydt, wordt op 50,000 Guldens gerekend.
De Heer Baron Joſeph van Toroczkay, kwam vóór eenige met zyne Gemalin en Kinderen, ſlegts in het hembd naar Klauſenburg. Alle Graaven, Barons en de meeſte Edellieden vluchten van het Land in de Steden; gisteren kwam ook een Graaf in de Stad vluchten. De Wooningen in onze Stad zyn alle bezet; ’er is byna geen ledig Quartier meer te vinden. Van deeze Rebellen zegt men nu, dat zy reeds op den weg naar Klauſenburg en Hermanſtadt zyn, alles beeft en houdt de Wagt, van den grootſten tot den kleinſten. Gisteren heeft men hen verwacht, alle Kanonnen werden geplant, en ieder Burger hieldt zich in de Wapenen. Morgen, zynde den 16den deezer, zullen alle Edellieden, Graaven en Barons, te Paard hen te gemoet ryden, om hun, zo het mogelyk is, een beſlisſend Treffen te leeveren. De Oppergeſpan, Heer Graaf van Cſaky wapent zich insgelyks met zyn Volk. — Men hoopt eene gelukkige Attaque te doen, om de Rebellen te verſtrooijen, of hun Opperhoofd gevangen te neemen. Alles wat ſlegts het zwaard kan voeren, moet voor Altaar en Haardſteede ſtryden en zegevieren. Heden avond ten 6 uuren bragt men, by een der Stads Poorten, 21 Rebellen van Torda geboeid in het Comitaat huis. — Naauwlyks waren zy samengekomen, of ’er ontſtondt een geſchreeuw: de Vyand is aan de Poorten. — De gantſche Stad was in den grootſten ſchrik, alle Huizen werden geſloten; toen men echter vernam, dat het Gevangenen waren, liep men heen om deeze Roovers te zien; men ſloeg hun, hakte met Zabels ’er op in, en kwetſte eenigen. — Hier uit kan men zich onzen beklaagenswaardigen toeſtand levendig voorſtellen!