Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 81/Nummer 289/Avondblad/Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel
‘Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel. De dame met de reden tot echtscheiding’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, zaterdag 18 oktober 1924, Avondblad, B, p. 1. Publiek domein. |
Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel.
Het hangt van echtscheidingen, werkelijke en voorgewende, aan elkaar. Gabrielle, een en al huwelijkstrouw zoo goed als haar gewezen man was en is, bezoekt den advocaat, die haar echtgenoot is geweest en wendt voor, dat ze hem komt raadplegen over de ontbinding van een nieuwen band, die niet bestaat; hij is dien middag juist opnieuw in een nog niet afgevaren huwelijksbootje gestapt en terwijl de gasten voor het trouwdiner wachten, ontstaat nu eensklaps het plan: hij weer gauw scheiden, Gabrielle scheiden, beiden een jaar uit hun leven wisschen en weer trouwen. Misschien geeft de brave kerel, die als echtscheidingsartiest voor de balie de psychologische verwikkelingen van elk gestrand huwelijk meesterlijk weet uit te pluizen doch blind is voor eigen tekortkoming, den eersten den besten avond weer „reden tot echtscheiding”. Lieve kind, vijf minuutjes wachten, want ik heb net zoo’n interessant geval en ga nu maar vooruit, ik kom wel over tien minuten. Zoo is hij. Niettemin wil Gabrielle hem graag terug hebben, al zegt ze: trouwen, scheiden, weer trouwen, ik houd niet van zoo’n carrousel!
Het woord doet denken aan Verneuil’s geestige blijspel van dien naam, met het vermakelijk „chassé-croisé” van de twee mannen tegenover één vrouw. Het „Hongaarsche” stuk, waarvan het Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel gisteravond te dezer stede de eerste vertooning heeft gegeven, laat de paardjes na een dollen rit precies op hun plaats terugkomen.
Alles keert weer. Deze oud-Grieksche wijsheid is een element van geestigheid, dat de schrijver telkenmale en in allerlei vorm heeft gebruikt. Een cliente komt den advocaat vertellen, hoe haar beest van een man haar den inktpot naar het hoofd heeft gegooid; in tegenwoordigheid van het „gevlekte dier” tracteert Gabrielle haar man op hetzelfde (de Engel: later is de vlek aan den wand omlijst als geëncadreerde reden tot echtscheiding); Marion, die voor Gabrielle het veld moet ruimen, heeft gelijke intenties ten aanzien van de zwarte vloeistof. Dat weerkeeren is vaak grappig. Zooals bijvoorbeeld Gabrielle zegt: „Bij de scheiding leer je je man pas goed kennen” en later hij: „Bij de scheiding leer je je vrouw pas goed kennen”. Is Mandry de hartelijke huisvriend, niet een levend symbool van die herhaling der dingen, soms zoo weinig gewijzigd in de finesses? Telkens weer staat Mandry klaar met een jas!
„Elk echtscheidingsproces begint op het oogenblik, dat de man zijn vrouw gaat veronachtzamen”. Mr. Max Barren stelt de ervaring van zijn vak met doorzicht en overtuiging. Zelf is hij vergeten, dat het zijn trouwdag is en het uitgaansavondje stuurt hij in de war terwille van zijn praktijk! „Een vrouw, die zich veronachtzaamd weet, is gerechtigd, neen verplicht te scheiden!” Gabrielle volgt den haar voorgehouden plicht.
In het tweede bedrijf is Mr. Barren ’s middags hertrouwd, met een weduwe. Een vrouw, die haar man trouw is geweest, hem rustig heeft laten sterven.... in zoo’n familie kun je veilig huwen. Maar het „portret van de Engel” zit futuristisch gespat op den wand! De Engel keert weer, zoogenaamd getrouwd en mèt den markies-vlieger voor het volgend „stadium”. Den advocaat toont ze de schuilhoeken van haar hart: hoe ze „haar man” altijd trouw is geweest. En hij denkt, dat die man een Italiaansche graaf is!
De schrijver had het er op gesteld: drie bedrijven. Dus zette hij den climax stop om na de pauze de goed geschreven (èn goed gespeelde!) ontknooping te geven. Mr. Barry gaat toch op de huwelijksreis met z’n vrouw, die nu eigenlijk z’n vrouw niet is, maar altijd z’n vrouw is geweest en het ook weer zal worden. Mandry laat het scherm van de portière zakken: doek! Mevrouw Mandry, als altijd te laat, is voor het eerst heelemaal consequent in dezen schouwburg des levens. Het stuk is uit.
Het blijspel is geestig bedacht en er zijn vele goede détails in, doch als geheel mist het den onafgebroken „Sprudel”, die wat nu af en toe vonkte had kunnen samenvoegen, zonder merkbaren overgang, in geen oogenblik loslatenden loop. Is het stuk te lang geworden? Moet het nog worden ingespeeld? Bij alle waardeering, hadden we nu af en toe het, aan volkomen overgeven aandacht in den weg staande gevoel, als ware de voorraad geest over de drie bedrijven uitgesmeerd.
Doch afgezien van dit algemeene bezwaar, hoe hartelijk hebben we telkenmale kunnen lachen en hoeveel bood het spel in de verzorgde vertooning in mooie moderne décors. Cor van der Lugt Melsert (hij had ook de regie) was de advocaat, die zelf tot echtscheiding komt en al maar wacht op den terugkeer van zijn vrouw. Ontroering schonk zijn ontdekking, wat hij verloor, aan het einde van het eerste bedrijf: zijn staan met de roode rozen, nog door zijn vrouw besteld en dan zijn neerzitten in tranen. Waarop het scherm zich sloot en de muziek een wijsje inzette, dat dank zij de gramophoon is gekoppeld aan den edelen zang van niet te treuren als men scheiden gaat en op den hoek een ander weer te wachten staat.... Mevrouw Annie van der Lugt Melsert—van Ees leek in het eerste bedrijf niet volkomen op dreef, doch goed was haar binnenvallen in het tweede en uitstekend de verzoening of liever het elkaar-terugvinden van de gewezen echtgenooten. Anton Roemer was een kostelijke Mandry, de huisvriend met de eeuwige klaar-gehouden jas, wachtend op de ontwikkeling der dingen. Fie Carelsen viel op als Marion, de tweede echtgenoote voor een oogenblik; Hans van Ees parlevinkte grappig als de Italiaansche markies-vlieger, die achter alles haast wil zetten, maar weet te vertrekken als een ridder zonder vrees of blaam; Jan van der Linden had een type gemaakt van Abel, des advocaten rechterhand; mevrouw Elise van der Poll—Hamakers kon eenige malen zonderling-moderne costuums ten toon spreiden als de steeds te laat komende mevrouw Mandry.
Het zeer talrijke publiek heeft duidelijk van zijn ingenomenheid blijk gegeven.
Het Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel zal nog wel plezier hebben aan dit stuk, dat Jan van Ees heeft.... vertaald. Van Het laatste stadium van mevrouw IJssel de Schepper—Bekker — wie dacht er dezen avond niet aan — is gezegd, dat het een Hongaarsch stuk leek. Dit „Hongaarsche” blijspel, door E. Vajda, zou door een Nederlander geschreven kunnen zijn....