Pagina:Stijl vol 01 nr 12 p 140-147.djvu/6

Deze pagina is proefgelezen

gezuiverd is zal dat mannelijke het uiterlijk vrouwelijke als gezuiverde vrouwelijkheid in beelding brengen. Omdat in het uiterlijk vrouwelijke het mannelijk element niet in bepaaldheid naar voren treedt, is het noodig dat in de beelding het uiterlijk vrouwelijke (de natuurlijke verschijning der dingen) opgeheven en vervangen wordt door de beelding van het verdiepte vrouwelijke en het tot bepaaldheid gestelde mannelijke).
Zoolang het vrouwelijk element domineert is het mannelijk element nog niet tot bepaaldheid gekomen: alleen door onbepaaldheid van het mannelijk element is het mogelijk dat het vrouwelijke domineert. In de Schilderkunst werd dan ook het domineeren van het vrouwelijk element opgeheven toen in het tijdsbewustzijn het mannelijk element tot meerdere bepaaldheid kwam. Toèn veranderde de kunstuiting: de voorstelling verdween en de beelding zelve werd meer en meer evenwichtig vrouwelijk-mannelijk.

AANTEEKENINGEN.

1) Zie aant. 2 van art. IX.
2) Zie aant. 10 van art. IX.
3) Het uiterlijk vrouwelijke (natuurlijke) is het schoone, daar het de openbaring van den geest (het zuiver mannelijke) is. Het zuiver mannelijke is het ware (zie art. VIII). Het onschoone en onware is niet in het natuurlijke en niet in het (zuiver) geestelijke: het bestaat — in tijd — door onevenwichtigheid van natuur en (menschelijke) geest in subjectieve ziening. Subjectieve ziening ontstaat door vertroebelde mannelijkheid en moet zich in uiterlijke vrouwelijkheid realiseeren, terwijl objectieve ziening door gezuiverde mannelijkheid ontstaat, die zich in gezuiverde vrouwelijkheid realiseeren zal. Het objectieve is zuivere mannelijkheid: het universeele. Uiterlijke vrouwelijkheid is het geprononceerd individueele. Daar zij echter geopenbaarde mannelijkheid, daar natuur geopenbaarde geest is, is zij in wezen zuiver, slechts in verschijning wordt zij onzuiver door de subjectieve ziening. Groeit de subjectieve tot objectieve ziening, zoo zal de verschijning der natuur voor ons meer en meer zuiver worden. Wij zullen haar dan niet meer in individueelen vorm maar abstract zien. Zóo wordt de gezuiverde ziening der zuivere natuur abstracte beelding.
De onevenwichtigheid van het vrouwelijke en mannelijke element in den mensch is de oorzaak dat we het menschelijk leven veelal onschoon en onwaar kunnen noemen tegenover het overige organische en anorganische leven — onschoon en onwaar tegenover dàt leven, waarin de geest onbewust is. Zoo kunnen we zeggen dat de eigenlijke menschelijke ellende ontstaat door de vertroebeling van het mannelijk element (d. i. door onzuivere mannelijkheid), dat in disharmonie staat tegenover het vrouwelijke element.
De kunst nu heeft tot voor den modernen tijd het zuiver mannelijk element (het universeele) in het uiterlijk vrouwelijke min of meer tot uitdrukking gebracht. Zoo stond het kunstwerk hoog boven onzuivere menschelijkheid, boven het vertroebelde mannelijke, uit. Wars van de onzuivere uitingen van het vertroebeld mannelijke, dus van den zichzelf zoekenden, zich zelf begrenzenden geest, richtte de kunstenaar zich tot het uiterlijk vrouwelijke (de natuur) en zag, door belangelooze contemplatie, onbewust het zuiver mannelijke daarin gespiegeld. Zóo ontstond de naturalistische kunst: door het cultiveeren van deze kwam de kunstenaar tot meer bewuste ziening van het zuiver mannelijke, dit kristalliseerde zich tot verinnerlijkte natuurlijkheid.
4) Het vrouwelijk element in den mensch kunnen we het naar buiten gekeerde, en het mannelijk element het naar binnen gekeerde noemen. Het naar buiten zoowel als het naar binnen zich richten is den mensch noodzakelijk: in het evenwicht van deze werkzaamheid is het menschelijk evenwicht gelegen.
Het vol-menschelijke leven (d. i. het leven van den mensch voor dat het innerlijke in hem domineert

145