De Stijl/Jaargang 1/Nummer 10/De nieuwe beelding in de schilderkunst

De Stijl, Jrg. 1, Nr. 10
(augustus 1918)

‘De nieuwe beelding in de schilderkunst. IX. Van het natuurlijke tot het abstracte, d.i. van het onbepaalde tot het bepaalde. (III).’ door Piet Mondriaan, p. 121-124.

[ 121 ]DE NIEUWE BEELDING IN DE SCHILDERKUNST.

DOOR PIET MONDRIAAN.

IX. VAN HET NATUURLIJKE TOT HET ABSTRACTE, D.I. VAN HET ONBEPAALDE TOT HET BEPAALDE. (III).

De abstracte beelding, zooals die in de Abstract Reëele Schilderkunst verschijnt (als uitdrukking van abstract reëel leven) is slechts een andere ziening van het natuurlijke eenerzijds, anderzijds is zij de beelding van het universeele-in-bepaaldheid. Ook het abstract reëele leven zelf is slechts een ander stadium van het natuurlijk leven eenerzijds, anderzijds is het bewust geestelijk leven.
Het abstract reëele leven, dat het geheele volle leven inderdaad, d.i. abstract, beleeft en deze beleving weer (hoe dan ook) realiseert, (zie art. V blz. 53) treedt heden te midden van het intellectueel-abstracte en het uiterlijke leven nauwelijks naar voren. In het algemeen is heden het leven nog op het uiterlijke gericht: het uiterlijke leven van heden gaat, over het algemeen, langs het leven heen, terwijl het abstract reëele leven het uiterlijke (individueele) universeel (abstract) d. i. in het wezen ervan, beleeft. Het abstract reëele leven realiseert zijn beleving dus, uit zijn aard, als universeele [ 122 ]voorstelling — hoe dan ook. In de Abstract Reëele Schilderkunst heeft het zich als zoodanig geopenbaard, en zoo wordt door deze schilderkunst het kenmerkende van dat leven aanschouwelijk. 1)

De Abstract Reëele Schilderkunst openbaart de abstracte beleving van het geheele volle leven door het natuurlijke in de beelding te verinnerlijken tot het werkelijk abstract, d.i. bepaald wordt en door evenwichtige compositie (proportie); zij realiseert die beleving door het rythme der compositie en de betrekkelijkheid, waarin het abstracte verschijnt (zie vorige artn.).
Zij beeldt het verinnerlijkte natuurlijke in de dualiteit welke het wezen van het natuurlijke (n.l. stof en geest) is; zij beeldt de eenheid dezer dualiteit door de evenwichtige plaatsing van deze dualiteit. Zoo beeldt zij het natuurlijke individueele in den mensch in evenwicht met het geestelijke, universeele, in hem.

De Abstract Reëele Schilderkunst beeldt alzoo gezuiverde natuurlijkheid en gezuiverde geestelijkheid in eenen. Uit deze schilderkunst zien we dus den gang van het natuurlijke tot het abstracte als den gang van het (uiterlijk), onzuiver natuurlijke tot het zuiver (innerlijk) natuurlijke, en van het vertroebelde geestelijke tot het zuiver geestelijke (universeele). Uit deze schilderkunst zien we verder dat, al houdt deze dualiteit eenheid in, zij — in tijd — betrekkelijk blijft en een zeer onderscheiden tweeheid is. Want we zien de tweeheid in stand van het rechte juist elkaar tegenovergesteld: we zien de tweeheid van het rechte als het uiterste eene en het uiterste andere: als het natuurlijke (vrouwelijke) en het geestelijke (mannelijke) element. 2)
Zoo zien we dat, daar de tweeheid twee onderscheiden elementen inhoudt, de eenheid dezer tweeheid alleen bestaan kan door de gelijkheid van verschijning der elementen, d. i. door de mate van gelijke zuiverheid, waarin het een het ander tegenoverstaat. 3)
Als — in tijd — geen gelijkheid als element kan bestaan, 4) moet — in tijd — ook in het leven, dus eenheid (evenwicht) gezocht worden in de verschijning der elementen, d. i. in (betrekkelijk) zuivere natuurlijkheid en (betrekkelijk) zuivere geestelijkheid. Daar echter de elementen — in den tijd — elkander omwerken tot (eindelijke) eenheid, m. a. w. daar de elementen groeien, is in den tijd gelijkheid ook zelfs der verschijning van de elementen steeds zeer betrekkelijk. 5) De eenheid kan slechts werkelijk blijvend zijn, als de elementen zich in dezelfde mate blijven omwerken.
Toch toont de Abstract Reëele Schilderkunst, dat, hoe moeielijk ook in het leven te realiseeren, alle eenheid moet gezocht worden in den weg van zuivering der elementen natuur en geest. 6)
In tijd zijn deze elementen vertroebeld in het onbewuste: slechts in het bewuste kunnen zij weder tot zuiverheid komen. Als nu het nieuwe tijdsbewustzijn zich kenmerkt door meerdere bewustheid, moet het de elementen zuiverder kunnen weerspiegelen. [ 123 ]
Zoo kan dan het nieuwe leven meer evenwicht brengen tusschen de elementen natuur en geest, en zal het mogelijk zijn dat in staat, maatschappij, in alle verhoudingsleven, meerdere eenheid bestaat. Daartoe is het slechts noodig dat het nieuwe tijdsbewustzijn zich vrijuit ontplooien kan: dat het teniet doet het verouderd tijdsbewustzijn, de overheersching van het individueele, van het natuurlijke-, (vrouwelijke) elemen7), dat het zich vrij maakt van traditie en dogma’s en enkel zuiver verhouding ziet door de elementen zuiver te zien (zie art. VI blz. 75).
Zoolang het oude tijdsbewustzijn zijn invloed doet gelden, moeten de natiën elkander blijven vernietigen — moet er strijd en lijden zijn: alleen de zuivere verschijning der elementen (in evenwichtige verhouding) kan in leven en kunst de tragiek verminderen (zie vorig art.).

(Wordt voortgezet).

AANTEEKENINGEN.

1) In dezen tijd is alleen het abstract-reëele leven de zuivere uitdrukking van het nieuwe tijdsbewustzijn. In het intellectueel — abstracte — zoowel als in het uiterlijke leven verschijnt het natuurlijke zoowel als het geestelijke vertroebeld, doordat het natuurlijke overheerscht. De schilderkunst ondervond dit doordat zij (in de Abstract Reëele Schilderkunst) tot de erkenning kwam dat natuurlijke vorm en kleur het wezen der dingen sluiert. Zij bevond dat het individueele overheerscht, zoolang geen evenwichtige verhouding gebeeld wordt, en dat deze alleen zuiver gebeeld kan worden, wanneer vorm en natuurlijke kleur zijn opgeheven. Zoo toonde zij, dat in het bewustzijn de overheersching van het individueele moet worden opgeheven, zal in het leven evenwichtigheid, eenheid, mogelijk zijn.
In dezen tijd, waarin het individualisme juist zijn hoogtepunt bereikt heeft, is, als algemeenheid, in het uiterlijke leven nog geen evenwicht bestaanbaar. De enkeling moge in eigen dualiteit evenwichtig zijn: tòch blijft zijn leven in ongelijke verhouding tot het leven rondom hem. Wel staat de abstracte geest van den nieuwen mensch dichter bij het cultuurleven der huidige maatschappij dan bij het elementair natuurleven, maar tòch is dat cultuurleven slechts oppervlakkig abstract: het is slechts abstract tegenover het natuurlijk leven maar het is niet werkelijk abstract, d. i. zoòdanig dat het leven van den geest tot bepaaldheid gesteld is. Het huidige cultuurleven kent slechts de abstractie van het intellect, dat het in hoofdzaak gebruikt tot nut van het materieele (physieke). Evenwel vormt juist dit cultuurleven een geschikte bodem waarop het nieuwe leven zich ontwikkelen kan. Er kan in het primitieve leven wel een evenwichtigheid bestaan wanneer de geest nog zoo weinig ontwikkeld is dat zij zich niet tegenover het natuurlijke stelt, maar zoodra ziel en geest zich ontwikkelen, of m. a. w. zoodra het bewustzijn in den mensch groeit en het natuurlijke achterblijft, is — door de ongelijke dualiteit — geen evenwicht mogelijk. Dan is ook geen evenwicht mogelijk tusschen mensch en natuur zooals die visueel verschijnt: dan moet de natuur in het abstracte omgewerkt worden wil de menschelijke geest zich weer met haar verzoenen.
2) De wijsheid der oudheid identificieert het physieke, natuurlijke met het vrouwelijke —, het geestelijke met het mannelijke element.
Om tot gezuiverde natuurlijkheid te komen, moet het natuurlijke verinnerlijkt worden: d. i. het moet zoover mogelijk ontdaan worden van het meest (grillig) uiterlijke, dat het volstrekt natuurlijke sluiert, of, m. a. w., het moet zich vervolstrekken. Maar dit houdt niet in, dat het natuurlijke zòo ver wordt verinnerlijkt, dat het geheel of gedeeltelijk geest wordt. In tijd blijft het natuurlijke natuurlijkheid, ook al evolueert het naar het geestelijke.
Evolueerend naar het geestelijke is het natuurlijke wel geen zuivere, niet enkel natuurlijkheid meer, maar het blijft gezuiverde natuurlijkheid omdat hetgeen het natuurlijke beïnvloedt, niet onzuiver (n.l. geest) is.
3) De Nieuwe Beelding beeldt de gelijkheid in verschijning van het innerlijke en uiterlijke door dit in gelijke volstrektheid (in het rechte) te beelden: zij beeldt het verschil in element door den rechthoekigen stand van het een ten opzichte van het ander.
[ 124 ]
4) Gelijkheid als element komt eerst nà den tijd — als ruimte en tijd het allerdiepste wezen van het natuurlijke verwerkt en vereenigd hebben tot het geestelijke. Dàn eerst zijn beide elementen werkelijk eén.
5) Is alzoo, in innerlijk en uiterlijk leven, de eenheid zeer betrekkelijk, deze betrekkelijkheid beeldt ook de kunst — zelfs de Abstract Reëele Schilderkunst. Wel is deze schilderkunst in staat de elementen in gelijkwaardige verschijning te beelden, doch de eenheid dezer gelijkwaardigheid verbetrekkelijkt zij door het rythme der compositie (zie art. IV blz. 44).
6) Dit is het ware socialisme: eenheid door verdiepte natuurlijkheid en exacte geestelijkheid.
7) Dezelfde idee moet bij de Futuristen hebben voorgezeten, toen zij in hun manifest de haat tegen de vrouw proclameerden. Evenwel leidt de overheersching van het vrouwelijke element in den man juist tot de onevenwichtigheid van natuur en geest: juist door deze overheersching ontstaat het domineerend vrouwelijke (natuurlijke) in kunst. Het natuurlijke (vrouwelijke) element neemt de ontwikkeling òp, doch schept geen nieuwe: het houdt elk ontwikkelingsstadium vast en is alzoo het element der traditie.

Overige vindplaatsen

bewerken
  • Ad Petersen (red.; 1968) De Stijl [deel] 1. 1917_1920. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 177-180.