Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/293

Deze pagina is gevalideerd
 

PÆONIA TENUIFOLIALinn.

Nat. familie:

RANUNCULACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

POLYANDRIA DIGYNIA (Veelmannige-Tweewijvige)[1].

 

 

Ik heb reeds meermalen gelegenheid gehad om vertegenwoordigers uit de familie der Ranunculaceën hier aan te voeren, en meer dan waarschijnlijk zal de hier afgebeelde de laatste nog niet zijn. Deze uitgebreide plantengroep toch, meerendeels bestaande uit overblijvende of vasteplanten, levert zóóveel schoons op niet alleen, maar zóóveel afwijkingen in den vorm der bloemdeelen tevens, dat ze daardoor eene van die is, welke reeds van oudsher door onderscheidene geslachten en soorten in de tuinen vertegenwoordigd werden, algemeen bekend zijn en door iedereen gaarne gezien worden.

Onder deze bekleeden de Pioenen eene voorname plaats, en men kan gerust zeggen dat er genoegzaam geen tuin is, van het kleine stukje grond op het boerenerf aan Flora ten offer gebragt, tot het uitgestrekte park aan het vorstelijk lustslot behoorende, waar er niet een of meer aangetroffen worden.

Het geslacht Pæonia omvat een tamelijk groot aantal soorten, welke meerendeels bij de plantenliefhebbers gereeden ingang vonden, zóó zelfs, dat men er hier en daar vrij uitgebreide collectiën van aantreft. Het zijn meerendeels kruidachtige, deels ook heesterachtige planten, die in verschillende landen van het Noordelijk halfrond oorspronkelijk voorkomen, en die zich over 't algemeen door haar vroegen bloei en inzonderheid door hare groote bloemen kenmerken.


  1. Zie de noot onder blz. 25.—De Orde der Tweewijvige wijst op twee stijlen.
46