Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/299

Deze pagina is gevalideerd
 

CRATŒGUS OXYACANTHALinn. var.PUNICEA.

Nat. familie:

POMACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

ICOSANDRIA DIGYNIA (Twintigmannige-Driewijvige)[1].

 

 

Reeds bij den aanvang van dit werk had ik gelegenheid de bijzondere opmerkzaamheid van den lezer op dit zoo bij uitstek fraaije plantengeslacht, dat bovendien zoo hoog in de schatting van het algemeen—dit woord in zijne ruimste beteekenis genomen—staat aangeschreven, te vestigen.

Toen echter bragt het jaargetijde, waarin de teekening der achtste[2] plaat van dit werk vervaardigd werd, vanzelf mede dat ik er eene kiezen moest, die zich uit een schoonheidsoogpunt inzonderheid door de vruchten onderscheidt. Eene andere soort diende den teekenaar thans tot model om ook aan de bloemen haar regt te doen wedervaren.

Er is eigenlijk geene soort of verscheidenheid van den Meidoorn, die in haren bloeitijd niet sierlijk is. 't Zij de boom in 't laatst van Mei en gedurende de eerste dagen van Junij genoegzaam op ieder twijgje een uit een twaalftal bloemen zamengestelde bloemtuil draagt, en zijne geheele kroon als met een wit, rooskleurig of donkerrood laken overtogen is, 't zij hij, wat zeldzaam


  1. Zie de noten onder bladz. 29 en 30.
  2. Door eene vergissing van den lithograaf zijn de platen 5–8 in omgekeerde orde genommerd, gelijk vermoedelijk wel reeds door den Lezer zal opgemerkt zijn. Daar bij de ontvangst der afgedrukte platen ook de tekst reeds gedrukt was, en de pagineering daarvan dus geene verandering meer toeliet, moest de uitgever toen wel van twee kwaden het beste kiezen. De volgorde der bladzijden wijst dan ook vanzelf aan dat, al draagt de hierbedoelde plaat Cratægus orientalis Bbst. var. sanguinea het nummer 5, deze eigenlijk de achtste is. In het register zal zulks ook nader aangeduid worden.—
47