CYCLAMEN HEDERÆFOLIUMWilld.
Nat. familie:
PRIMULACEÆ.
Klasse en Orde van LINNÆUS:
PENTANDRIA MONOGYNIA (Vijfmannige-Eénwijvige)[1].
De nevensstaande afbeelding brengt ongetwijfeld velen mijner lezers de sierlijke plant weder in herinnering, op onze 21e plaat voorgesteld en daar als Dodecation Meadia elegans beschreven. Die naar beneden gerigte bloemen toch, met de sierlijk omgeslagen bloemkroonslippen, treft men niet zeer algemeen aan, terwijl die van deze, bij een in 't oogloopend verschil, toch ook veel overeenkomst met die der vroeger afgebeelde hebben.
Maar ook wanneer men de bloemen naauwkeuriger beziet, zal het blijken dat ze, ja, in sommige opzigten van elkander afwijken, maar men zal toch genoeg overeenkomst tusschen beide vinden, om reeds a priori tot het besluit te komen dat er tusschen deze planten eene naauwe verwantschap moet bestaan.
Dit is dan ook werkelijk in zoodanige mate het geval, dat ze niet alleen tot ééne en dezelfde familie, die der Sleutelbloemige of Primulaceën behooren, maar zelfs onmiddelijk aan elkander grenzen, zoodat er geen overgangsvorm tusschen deze twee bekend is; een bewijs dat die naauwe verwantschap, ook uit een botanisch oogpunt beschouwd, werkelijk bestaat.
Het geslacht Cyclamen werd reeds onder dien naam beschreven door den voorganger van Linnæus, de Franschen kruidkundige Jos. Pitton de Tournefort, en is eene wijziging van het Grieksche woord Kuklos, welk een cirkel beteekent, en waarin de K., in 't Latijn, aangezien de Romeinen die letter niet of althans slechts hoogst zeldzaam gebruikten, en de woorden van Griekschen oorsprong, waar men ze in de kruidkunde bezigt, steeds gelatiniseerd woorden, in C veranderd werd.—Deze naam doelt op den cirkelronden vorm der knollen.