Plantenschat/109
← Knikkende distel — Carduus nutans | Plantenschat (1898) door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma | Driekleurig viooltje — Viola tricolor → |
Uitgegeven in Groningen door P. Noordhoff. |
Sterremuur.—Stellaria media.
Gelukkig, dat een plantje niet zeldzaam behoeft te zijn, om door zijn mooi ons te boeien. Het zou er anders al heel ongelukkig uitzien met deze kleine Sterremuur. Zij wedijvert in algemeenheid op onze grasvelden met het Herderstaschje en nog veel verder dan het rijk van dit laatste plantje strekt haar gebied zich uit, dat tot de afgelegenste hoekjes en gaatjes reikt, waar maar op een muur een beetje aarde te vinden is, zet zij zich neer en zelfs tooit zij hoopen puin en afval vriendelijk met haar lange veel en mooi bebladerde stengels. Daarbij doet zij zich gelden in elk onzer seizoenen; als ge vroeg in 't voorjaar met verrukking van uw eerste madeliefjes spreekt, zegt men u, dat ge ginds in overvloed reeds Stellaria kunt vinden en diep in 't najaar blijft het fleurige dingetje haar frischheid behouden.
't Witte bloemkroontje is teer en fijntjes, uit vijf tweedeelige kroonblaadjes bestaande, die als een sterretje wijd kunnen uitstaan en waar ge een verschillend aantal meeldraden in treft, ofschoon er eigenlijk tien behooren te zijn. Wat ge stellig en geregeld erin opmerkt zijn de drie wijduitstaande stijlen, die later nog worden aangetroffen op de aardige doosvrucht. Die laatste vindt ge stellig aan een bloeienden stengel, soms nog gesloten, dan half geopend en de zes puntige klepjes toonend, waarmee de vruchten zich openen, elders weer leeg, ontdaan reeds van de vele niervormige platte zaadjes, maar hoe dan ook, altijd omgeven door 't vijfbladige zachtbehaarde kelkje, dat bij deze Stellaria soms nog boven de bloemkroon uitsteekt.
Aan den stengel met de kruiswijsstaande zachte gaafrandige blaadjes, hartvormig soms, ook wel eirond, maar steeds van boven toegespitst, is alleen bij deze Stellaria media de allermerkwaardigste bijzonderheid op te merken, dat hij één lijst van afstaande haartjes draagt, die niet rechtuit loopt langs den stengel, maar bij iederen knoop ¼ van den cirkelomtrek verspringt, zoodat de haarlijst van een stengellid eerst bij 't vijfde lid naar beneden of naar boven weer in één lijn wordt voortgezet.
[ 109v ]