Plantenschat/14
← Gewone klaver | Plantenschat door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma
Lelietje der dalen |
Pinksterbloem → |
Lelietje der dalen.—Convallaria majalis.
Dat zij geen kind der bergen is, heeft men wel noodig geoordeeld der menschheid duidelijk te maken, want niet enkel dat zelfs in ons vlakke land haar naam aan dat feit herinnert, maar ook haar wetenschappelijke benaming is van 't Latijnsche Convallis, dal, afgeleid. Gelukkig, dat zij zich waar dalen ontbreken, met de vlakte geneert, en dat de mooie trosjes witte klokjes, aan hun omgebogen steeltjes als tot bengelen bereid en alle aan ééne zijde van den stengel hangend, ook hier het voorjaar verkonden en met hun zoeten, warmen, liefelijken geur ons kunnen verblijden.
Het wijde klokvormige bloemdekje heeft zes naar buiten gekrulde tanden, drie tot een meer naar buiten en drie tot een meer naar binnen gelegen krans behoorend, zoodat ge duidelijk in de wasachtig witte omlijsting de zes meeldraden kunt zien, nauw omsluitend den stevigen stamper, die zijn witten stempel even boven hen uit te voorschijn brengt. Het vruchtje is een driehokkige roode bes met vele zaden. Dat het bloempje hangt, dus met de opening naar beneden gekeerd is, beschut de teere deelen voor regen en koude.
Eigenaardig is het, dat de bloemstengel naast de mooie breede kromnervige elliptische bladeren zit, die paarsgewijs uit den dunnen wortelstok komen. Bladeren en bloemen behooren dan ook eigenlijk in het geheel niet bij elkaar, zij vormen twee verschillende generatiën. Die der bladeren zal het volgend jaar een bloemstengel geven, waarvan nu de aanleg reeds in den oksel van het binnenste blad te vinden is; daarentegen zijn aan den voet van den bloeienden tros, in den grond, nog de verschrompelde overblijfselen te zien van de beide bladeren van het vorig jaar.
De wortelstok, zooals men weet de onderaardsche stengel, waarmee vele planten overblijven en die steeds doorgroeit, neemt bij het Lelietje der Dalen in lengte toe door zijn eindknop, die dus zelf nooit boven den grond komt, anders dan bij Anemoon en Primula, waar het langer worden van den wortelstok voor rekening van de zijknoppen blijft.