Bolderik Plantenschat door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma

Veldmosterd of Krodde

Dopheide
[ 58v ]

Veldmosterd of Krodde.—Sinapis arvensis.

Al de kenmerken der Cruciferen zijn bij dit algemeen op kleilanden tierende onkruid duidelijk te zien. Let men er daarbij op dat de 4 kelkblaadjes niet tegen de lange nagels der 4 bloemblaadjes aan gedrukt zijn, maar wijd uit staan, dat de stengel, en somtijds ook de vruchten, met zeer korte stijve borstels zijn bezet, en de bovenste bladeren zittend, de onderste gesteeld zijn, alle niet dieper ingesneden dan onregelmatig getand, dan is de Sinapis arvensis reeds vrij goed gekarakteriseerd; en zij is ook van haar naaste verwante, de Witte mosterd, Sinapis alba, die nog scherper smakende zaden heeft, onderscheiden, als men opmerkt dat de stevige hauwen maar zeer korte stelen hebben en in meer dolk- dan zwaardvormige snavels eindigen, die nog niet zoo lang zijn als het vruchtje zelf.

Wie in Juni of Juli vele der bloemen van een rijkbloeiend exemplaar van de Krodde nauwkeurig bekijkt, kan hier, beter dan bij verscheidene andere Cruciferen, die iets dergelijks vertoonen, de bijzonderheden in den groei van stamper en meeldraden opmerken, waardoor kruisbestuiving en autogamie beide verzekerd worden.

Bij een pas geopende bloem is de stempel rijp en gemakkelijk door de stuifmeelaandragende insecten te bereiken, want zelfs de langste der viermachtige meeldraden komen nog niet zoo hoog en de helmknopjes zijn nog gesloten. Bij een bloem, die ongeveer een dag ouder is, zijn de helmdraden langer, zoodat de helmknopjes even boven den stempel reiken, en daar als het ware een dak boven vormen, dat van buiten stuifmeel aan de komende insecten biedt. Is de bloem nog ouder, dan treedt de derde positie in, de helmknoppen hebben zich weer gedraaid, zoodat ze hun meel naar binnen ontlasten, en de eigen stempel der bloem kan nu met het overschotje nog zooveel nut doen, als noodig is.

[ 58r ]

Juni en Juli.



Veldmosterd of Krodde.—Sinapis arvensis.
Fam. Kruisbloemigen, Cruciferen.


Gele kiek, Gele merk, Robert, Herik. H. 258.